Jesaja 40, 1-5 9-11 en Mattheüs 22, 35b-40
Ben je een insider of outsider? Een vraag die veel Joden zich al eeuwenlang stellen Hoewel er al eeuwenlang Joden in Nederland wonen voelen veel van ons zich toch niet helemaal deel van de Nederlandse samenleving. Robert Vuijsje schreef er al over in zijn boek Kaaskoppen. Daarin werd duidelijk dat wij door veel allochtonen gezien worden als witte meerderheid en door autochtonen als “de ander”. Als kleine minderheid, maar 0,03 % van de Nederlanders is Joods, zijn we vaak het doelwit van racistische incidenten, zeker het laatste jaar. 48 procent van de discriminatiezaken hebben te maken met antisemitisme. In mijn optiek komt dat vooral doordat wij onbekend zijn bij “de ander” en onbekend maakt onbemind. De Joodse feestdagen zoals Chanoeka zijn voor de meeste Nederlands onbekend. Dit is anders dan bijvoorbeeld Amerika waar je in series regelmatig verwijzingen krijgt naar Joodse gebruiken. Als het hier al over Joden gaat is het meestal de Tweede wereldoorlog. Als je de ander niet kent maar alleen over hem of haar hoort kunnen misverstanden en vooroordelen ontstaan. Door dialoog en andere contacten leren we elkaar beter kennen.
Het belang van contact heeft al een lange geschiedenis. De Joodse gemeenschap heeft al eeuwen een plek in Amsterdam. Vooral vanaf de 16de eeuw kwamen er grotere groepen Joden naar Amsterdam om hier een veilige plek te vinden. De eerste groepen waren de Spaanse en Portugese Sefardim die op de vlucht waren voor de inquisitie. Hier in Amsterdam hoefden ze zich niet te bekeren tot het Christendom maar konden in betrekkelijke veiligheid leven. Deze boodschap verspreidde zich snel over Europa en ook Oost-Europese, Ashkenazische, Joden vonden hier hun plek.
Dit klinkt natuurlijk erg mooi maar de realiteit was lang niet altijd even rooskleurig. De tolerantie hier in Amsterdam was beperkt. Als je niet het “juiste geloof” had mocht je bij voorbeeld niet lid worden van een gilde, wat betekende dat je was uitgesloten van de meeste beroepen. Een ander probleem was dat je niet zomaar een gebedshuis mocht bouwen. De bekende Portugese synagoge in het centrum moest bijvoorbeeld gebouwd worden door de protestantse bouwmeester Elias Bouwman. Dit gold ook voor de Katholieke kerken. Een mooi voorbeeld hiervan is natuurlijk de prachtige schuilkerk Ons lieve Heer op Solder op de wallen. Deze 17e -eeuwse plek werd tot in het midden van de 19e eeuw gebruikt als schuilkerk. Pas daarna konden Katholieke kerken, zoals de Nicolaaskerk, duidelijk herkenbaar als kerk gebouwd worden.
De Joodse gemeenschap kreeg dus een veilige plek maar kon moeilijk integreren met de plaatselijke bevolking omdat ze amper in contact kwamen met “de ander”. Toen in de napoleontische tijd de gildes als instituut opgeheven werden, ging dit beter. Joden mochten naar de universiteit en konden, in theorie, elke baan krijgen. Het Jiddisch werd verboden op school wat de integratie ook versterkte. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd het echter op een hele harde manier duidelijk dat we nog steeds niet gezien werden als “gewoon” Nederlands.
Als ik tijdens mijn werk bij het Joods museum groepen rondleid zijn die vaak verbaasd dat er nog steeds antisemitisme is. Als ik vertel dat ik bedreigd ben en regelmatig word uitgescholden weten ze vaak niet wat ze horen. Dat is toch iets van de oorlog? Als je echter doorvraagt naar dingen die zij wel eens hebben gehoord over Joden komen er allerlei stereotype ideeën naar boven over ons. De enige manier om dit te doorbreken blijft wat mij betreft het gesprek aangaan en kijken waar de vooroordelen vandaan komen.
Mijn gemeenschap, de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam, is hier al vele jaren mee bezig. Toen 15 jaar geleden onze nieuwe synagoge naast een ROC werd gebouwd waren er veel wederzijdse spanningen. De optie was of nog hogere hekken bouwen of met elkaar het gesprek aangaan. Wij hebben gekozen voor het laatste en schoolgroepen uitgenodigd om bij ons binnen te komen. Zo ontstond het project “Leer je buren kennen”. 15 jaar later hebben we tienduizenden jongeren bereikt en is het project zelfs uitgebreid naar 7 verschillende landen.
Het klinkt allemaal heel mooi maar deze ontmoetingen zijn lang niet altijd makkelijk. Je krijgt soms helaas te maken met fysieke bedreigingen. Daar leg ik natuurlijk de grens en beëindig ik het gesprek. Maar ook als deze er niet zijn krijg je wel vaak hele kritische vragen. In deze gesprekken kom je jezelf echt tegen. Door te praten met “de ander” moet je goed kritisch nadenken over waar je zelf voor staat. Waarom denk ik dit, waarom geloof ik dit? Dit is spannend omdat het vragen zijn die je jezelf misschien nog nooit gesteld hebt. Maar ook de reden waarom ik interreligieuze ontmoetingen vaak zo leuk vind.
Dit krijg je nog meer als je te maken hebt met een interreligieuze relatie. Sinds enige tijd ben ik samen met mijn katholieke vriend Alejandro. In onze relatie hebben we gesprekken moeten hebben over bijvoorbeeld religieuze symbolen. Waar voelen we ons allebei gemakkelijk bij? Of welke dagen zijn wij echt vrij? Is de zaterdag de rustdag of juist de zondag? Grotere gesprekken gaan over de toekomst. Wij willen allebei graag een kindje, hoe gaan we dat opvoeden? Wat geven we mee van beide tradities en wat willen we echt niet? Dit kan ook voor hele ontroerende momenten zorgen zoals toen wij vorig jaar helaas ons kindje verloren. In het verwerkingsproces hebben we zowel een kaarsje gebrand in een katholieke kerk als een joods ritueel gedaan.
Door de interreligieuze gesprekken kom je nader tot elkaar. Je leert elkaar, en jezelf echt kennen. Je eet samen, praat samen, lacht samen en huilt samen. Door je kwetsbaar op te stellen zie je dat “ de ander” helemaal niet zo anders is. Dat je niet moet denken in insider en outsider, wij en zij maar elkaar zien als mensen.