Derde gastspreker – Pater Henrik Roelvink – 19 maart 2017
H.Oosterhuis, Psalm 1 3e zondag in Vasten
Joh 4,5-26.39-42 Henrik Roelvink ofm
Beste zusters en broeders,
Ik sta hier een beetje als een vreemdeling. Ik ben in Nederland geboren maar heb 46 jaar in Zweden gewoond en daar een heel andere katholieke kerk ervaren. Wel ben ik al vier jaar terug in Nederland, maar voel me hier nog steeds niet echt thuis in het kerkelijke leven. Wij waren in Zweden een uiterst kleine minderheid, ongeveer 1,5 % van de bevolking, achtergesteld in onze rechten, arm en vooral bestaande uit immigranten uit de hele wereld, maar ook een jonge en groeiende kerk die zich bewust was van haar eigenheid i geloven tegenover een lutherse en vooral geseculariseerde meerderheid. Pas kort geleden werden wij katholieken gelijkberechtigd met andere kerken. Onze voornaamste taak was van die meer dan 50 nationaliteiten één gemeenschap te maken. We deden dus aan kerkopbouw.
Het algemene thema van dit jaar hier in Amsterdam “Staan voor je geloof” spreekt me daarom wel heel erg aan. Ik heb zelf ervaren en aan mijn geloofsgenoten in Zweden voorgehouden dat dit betekent: je moet als minderheid staan voor je geloof, je moet zelf trouw zijn aan je geestelijke wortels, maar ook de moed hebben om tegen de meerderheid van je omgeving en soms de meerderheid van de machthebbers in te gaan. En op een dieper plan gaat het er om dat je steeds op zoek bent naar de gemeenschap met de God in wie je gelooft en die je tot centrum van je leven maakt. Deze zoektocht is een uitdaging die je leven zin geeft.
Wat ik in Zweden een beetje heb ervaren, hebben in onze tijd miljoenen mensen, christenen maar ook gelovigen van andere religies ervaren. Duizenden van hen werden en worden vervolgd, en velen moesten zelfs hun leven geven. Ze werden martelaar voor hun geloof. Wetenschappelijke onderzoekingen wijzen erop dat er in onze moderne tijd meer martelaren zijn dan ooit tevoren. De meesten van hen blijven anoniem, alleen van de meest bekende personen kennen we hun namen. En van een nog kleiner aantal heeft de katholieke kerk officieel verklaard dat ze martelaar zijn en dus als zodanig vereerd mogen worden.
Het voert te ver om hier uit te leggen wat dat allemaal betekent. Daar kunnen we het na de dienst over hebben. Hier wil ik uw aandacht vestigen op één zin uit het evangelie van vandaag, die een beetje verklaart waar het om gaat. “Wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.” (Joh 4,14). Deze korte zin geeft aan wat er met martelaren – ja, met alle geloofsgetuigen – gebeurt.
Op de eerste plaats zijn ze zelf dorstig en zoeken water om te drinken. Zo zijn wij mensen nu eenmaal, wij kunnen niet leven zonder water. Wij zijn zo geschapen door de Schepper, die het verlangen naar Hem in ons ingebakken heeft. Als we weet hebben van die Schepper kunnen we Hem om dat water vragen. Als we geen weet hebben van die Schepper of als we het gewone Godsbeeld verwerpen, zoeken we dat water ergens anders. We proberen dan onze dorst te lessen met behulp van vervangingszaken, zoals rijkdom, macht, genot, sociaal aanzien, een netwerk van contacten met familie en vrienden, enzovoorts. Dat zijn allemaal dingen die in zich goed zijn, maar onze onlesbare diepe dorst niet stillen.
Op de tweede plaats zien we een eigenaardige verandering van de symboliek in het beeld dat Jezus gebruikt. Water wordt tot bron. Jezus belooft aan die vrouw bij de bron van Sichar een bijzonder soort water, namelijk water dat zelf binnen in die dorstige mens een “bron wordt waaruit water opwelt” (Joh 4,14), zodat anderen dat kunnen drinken. Die dorstige mens geeft aan anderen door wat hij of zij zelf ontvangen heeft, zijn of haar geloof. Dat hoeft niet zo te zijn dat hij of zij spreekt over zijn/haar geloof, dat kan ook zijn door heel eenvoudig te leven vanuit het geloof. Dit doe je gewoonlijk in je dagelijkse leven. En dit doe je vooral als je geloof op de proef gesteld wordt, zoals bij de martelaren het geval is. Dat is de sociale betekenis van de martelaren. Zij zijn voor hun medegelovigen een voorbeeld van trouw en voor zoekers en twijfelaars een teken van de innerlijke kracht van iemands gewetensovertuiging.
En ten derde belooft Jezus in die korte zin, dat dit water “eeuwig leven geeft”. Jezus geeft daarmee aan dat dit aardse leven niet het einde is, maar dat de dood slechts een overgang is naar het andere, eeuwige leven (als je dat tenminste “slechts” mag noemen). Dat hebben de martelaren altijd voor ogen gehouden, ondanks hun natuurlijke angst om een gewelddadige dood te sterven. Bij verschillende van de martelaren van Gorcum speelde dit dubbele gevoel duidelijk mee. Ze waren bang om te lijden en te sterven, maar tegelijk wilden ze hun geloof niet opgeven, want ze geloofden en hoopten op die heerlijke toekomst.
Wat doen wij nu met dit alles? Wij allen hebben voorbeelden nodig van mensen die heel veel over hebben voor hun idealen en die zo erin slagen die idealen te verwerkelijken. Het maakt niet uit of het nu voetbalhelden zijn, of filmsterren, of bekende politici of moreel hoogstaande personen. Dezelfde rol hebben de martelaren wat betreft het geloofsleven. Dat ze officieel erkend zijn of niet, is niet belangrijk. We kijken naar hen op en proberen op een of andere manier hen na te volgen. Daarom is het goed regelmatig hen in onze herinnering te roepen. Zoals we vandaag doen betreffende de martelaren van Gorcum, die in deze kerk afgebeeld zijn. Want: “Wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.” (Joh 4,14).
Amen.