Overwegingen 2018

 

OVERWEGING ARI VAN BUUREN – 7 JANUARI

Driekoningen & Nieuwjaar 7 januari 2018 – Jesaja 60,1-6 & Matteüs 2,1-12

 

Gelukkig Nieuwjaar! Dat wensen wij elkaar op deze 1ste zondag van 2018 hier in de Hofkerk. Laten we hopen dat onze dromen voor dit nieuwe jaar ‘n beetje uitkomen.

 

1

‘We have a dream’ is momenteel een expositie in de Nieuwe Kerk op de Dam. Ze gaat over Gandhi (1869-1948), Martin Luther King (1929-1968) en Mandela (1918-2013).

Afgelopen week was ik er. Nog tot 4 februari is deze tentoonstelling er: aanbevolen!

Deze 3 wijze mensen droomden van een wereld vol waarheid, gerechtigheid en verzoening. Dit wil ik verbinden met Driekoningen die de kleine Jezus goud, wierook en mirre brachten. Want Waarheid is goud waard! En als we elkaar ’s met Gerechtigheid bewieroken zouden!

En Verzoening: daar wordt de wereld als van mirre-parfum zóveel mooier van!

 

De grote Jezus onderwijst in zijn Bergrede zachtmoedigheid. Dat inspireerde deze Wijzen.

De hindoe Gandhi zegt: ”Als ik alleen maar te maken had met de Bergrede zou ik niet aarzelen om te zeggen: ‘Ja, ik ben een christen’. Maar ik kan u verzekeren dat veel van wat doorgaat voor christelijk een ontkenning is van de (waarheid van de) Bergrede”.

Ds ML King zegt in z’n befaamde speech ‘I have a dream’ (28 augustus 1963): “Met dit geloof zijn wij in staat om uit de berg van wanhoop een steen van hoop te houwen!”

Nelson Mandela zegt in zijn inaugurele rede als eerste zwarte president van Zuid-Afrika (10 mei 1994): “De tijd is gekomen om wonden te helen. Het moment is gekomen om de kloven die ons verdelen te overbruggen.”

2

Wonden helen, aan verzoening werken – dàt maakt geen slachtoffers, integendeel! Hoop creëren gaat zónder geweld. Mandela, King en Gandhi werkten daaraan in het groot. En wij? Wij kunnen dit in het klein doen: hier in Amsterdam-Oost, hier binnen onze parochie!…

Kijken we naar de Magiërs uit het Oosten bij Matteüs. Door hun komst doorbreken zij allerlei grenzen. Deze Wijzen komen van verre. Het zijn geen Joden. Het waren misschien wel priesters van Zarathustra uit het huidige Iran of astronomen of astrologen.

Door hun komst wordt “de pasgeboren koning der Joden” breder bekend. Dat noemen wij Epifanie: de Openbaring des Heren. Sindsdien waaiert het Evangelie uit over de hele wereld. Tot in het India van de apostel Thomas en Gandhi. Tot in de VS van de negro-spirituals en King. Tot in het Zuid-Afrika van Mandela.         En – tot in onze Hofkerk!

3

Rond de Wijzen uit het Oosten ontstonden vele legendes.

In legendes zit altijd wijsheid verscholen. ‘t  Gaat er daarbij niet om of iets letterlijk waar is. Het is een kunst om de waarheid-van-de-wijsheid op te delven!…

Matteüs vermeldt wel 2 koningen, maar dàt zijn Koning Herodes en het Jezuskind. De Wijzen uit het Oosten noemt hij niet bij name. In de loop der eeuwen worden soms 2, 3, 4 of zelfs 12 wijzen genoemd. Jesaja 60 (de Eerste Lezing) is erbij gehaald; later ook Koningspsalm 72. Tenslotte is daardoor sprake van 3 koningen.

Hoezo drie? Omdat Matteüs 3 geschenken noemt: goud, wierook en mirre. Goud verwijst naar Jezus als koning. De libanon-wierook duidt op zijn goddelijk karakter. Mirre met Kerst loopt vooruit op wat later verteld wordt over de mirrezalf. Een vrouw zalft Jezus: “Zij bereidt mijn begrafenis voor” zegt hij dan.

4

De 5de-eeuwse Paus Leo de Grote zei ‘s in een preek: “De Wijzen zagen geen Heer die in wonderen zijn goddelijke kracht openbaarde, maar één en al ootmoed en zachtmoedigheid! Nee, zij zagen hem als een klein en onmachtig kind, over wie de bezorgde moeder waakte; aan wie geen spoor van macht viel te ontdekken. Het bleek alleen maar op de hulp en liefde van anderen aangewezen.”

De Driekoningen geven hun royale symbolische geschenken aan de Jezusbaby. Op de keper beschouwd geven zij zichzelf. Gandhi, King en Mandela deden niet anders. Gevangenschap en dood waren hun deel. Zij ontledigden zichzelf.

De drie koningen kregen ook hun ons sinds de 6de eeuw bekende namen: Melchior uit Europa, Balthasar uit Azië en Caspar uit Afrika. Het zijn drie werelddelen, die de Wijzen in Bethlehem representeren: Europa, Azië en Afrika. Het is dus een Regenboogcoalitie van mensen uit verschillende continenten, rassen, culturen en religies! Net zo is het met ònze Wijzen;  Mandela, Gandhi en King vertegenwoordigen resp. Afrika, Azië en Amerika.

5

Lieve mensen, ik hoop dat ik u zo enige ingrediënten heb aangereikt voor het Nieuwe Jaar. Vandaag is de laatste dag van de Kerststallenexpositie, de 20ste! Straks kùnt er nog even gaan kijken. Hulde aan Bert Hilhorst en zijn medewerkers!

De Wijzen uit het Oosten waren – na de Engelen en Herders – de lààtste bezoekers aan de Kerststal, voordat Jozef en Maria met het Jezuskind moesten vluchten uit Bethlehem voor de kindermoord door koning Herodes. Dààrom houden we 3 februari een Sponsor-loop met schoolkinderen voor Syrische vluchtelingen-kinderen in het kamp Bukra Ahla in Beirut.

Hier in de kerk willen we het Kinderpastoraat verder opbouwen met de Kinderhoek en maandelijks kindernevendienst.

6

Wat zijn nog meer ingrediënten voor het jaar 2018? Dit jaar wordt weer een speciaal jaar. In november gaat Diaken Coen van Loon met pensioen. Hoe zal het verder gaan? Er wordt hard gewerkt in Locatiebestuur en Pastoraatsgroep en aan Diaconaat. Jongeren lijken te gaan meedoen aan het Toekomstberaad. Wie nog meer?…

Mag ik enkele kernwoorden van het zestal Driekoningen van vandaag herhalen? Ik noem: hoop creëren; wonden helen; aan verzoening werken. Dat zijn werk(!)-woorden, waarmee we verder in en vanuit onze parochie aan de slag moeten. Welke evangelische instelling is daarbij van belang? Die van geweldloosheid, ootmoed en zachtmoedigheid.

Als Hofkerk der Martelaren van Gorcum zijn we – binnen het Samenwerkings-verband ‘Clara & Franciscus’ – een veelkleurige Regenboog-Gemeenschap in onze Regenboog-Samenleving. Met b.v. Bonhoeffer weten we ons Kerk in èn voor de wereld, een kerk ook van gebed en  gerechtigheid. Vindt u dit te hoog gegrepen? Nee toch?

We gaan ook verder met o.a. Spiritualiteitsavonden, Vespers, Parels en gastsprekers uit de Oosterse Kerken. Als Kerk hebben we een groot spiritueel kapitaal aan geloof, hoop en liefde in huis. Dit kapitaal kunnen we in kleine munt omzetten en telkens in omloop brengen!

7

Vandaag noemen we ons samen-zijn een Nieuwjaarsreceptie. Bij de koffie kunnen we elkaar misschien iets speciaals toewensen. Bij de Communie wensen we elkaar niet vrijblijvend:

de Vrede van Christus. Wij groeten de Vrede van Christus, die we in elk van ons aanwézig mogen weten. Jezus helpt ons bidden: ‘Ik sta voor mijn geloof – kom ons ongeloof te hulp’.

Dromen beginnen uit te komen… We zijn in goed gezelschap: van Caspar, Melchior en Balthasar tot Gandhi, King en Mandela.                                      Amen

 

 

OVERWEGING DS D.J.THIJS – 28 JANUARI

 

Hofkerk, 28 januari 2018; Ds.D.J.(Dirk-Jan) Thijs
Overdenking Zondag van Gebed voor Eenheid ‘Recht door zee’

Exodus 15: 1-6 en 20-21
Romeinen 8: 14-17
Matt.9: 18-19 en 23-26

Het thema ‘Recht door zee’ en de orde van de dienst van vandaag is ons aangereikt door gelovigen op de Cariben. Het Caribisch gebied ligt grofweg ten zuidoosten van Mexico en ten noorden van ZuidAmerika.
Het zijn voornamelijk eilanden waartoe ook de Antillen behoren. De Cariben werden in de
koloniale tijd aangeduid met West-Indië of de West . Dat had te maken met een misverstand van de ontdekkingsreiziger Columbus die dacht dat hij Indië had bereikt. Maar het bleek het Amerikaanse continent te zijn.

De Cariben zijn intens in aanraking geweest met de zwarte periode in de
wereldgeschiedenis van de slavernij. Onnoemelijke aantallen slaven werden vanuit Afrika
aangevoerd, o.a. in de haven van Curaçao om daar verder verhandeld te worden. Tot de landen die daarvoor verantwoordelijk worden gehouden behoort helaas ook Nederland.

‘Recht door zee’ is een uitdrukking in onze taal die staat voor eerlijk, oprecht zijn. Ook wordt de link gelegd met de daden: ‘zonder omwegen handelend’. Ik kan me voorstellen dat deze gelovigen uit de Cariben gekozen hebben voor een thema waarin de woorden ‘recht’ en ‘zee’ voorkomen. De zee : waarvan er veel om hen heen is en die hun veel goeds brengt: handel, visserij, toerisme. Maar die ook een bedreiging kan vormen, want het opwarmende zeewater leidt ook jaarlijks tot een opeenvolging van orkanen, waarvan St. Maarten dit jaar wel in het bijzonder het slachtoffer werd. En dan ‘recht’. Dat is er bepaald niet volop geweest in de geschiedenis. De bewoners van de Cariben worstelen nog steeds met het onrecht dat hen eeuwen geleden is aangedaan. Nog maar enkele jaren
terug (in 2014) hebben de landen in het Caribisch gebied om excuses en herstelbetalingen gevraagd van Europese staten die betrokken waren bij slavernij.

‘Recht door zee’ ; dat is meestal niet de gemakkelijkste weg. Want de zee is gevaarlijk. Kan je niet beter een omweg maken? Of is de zee daar te groot voor? Ik vraag mij af of deze uitdrukking ‘recht door zee’ zijn oorsprong heeft in de Bijbel, net als veel andere gezegden in onze taal. En dan is te denken aan de doortocht van het volk Israël door de Schelfzee, één van de grootste bevrijdingsverhalen uit de geschiedenis. Het volk werd voorgoed bevrijd uit de slavernij van Egypte.
Mozes, de leider van het volk zingt een lied en Mirjam zijn zus, valt in met een refrein: ‘Ik wil zingen voor de HEER, zijn macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters wierp Hij in de zee’. Het volk wordt in zijn recht gesteld. Slaven zijn niet in staat om voor hun rechten op te komen. En onderdrukkers hebben belang bij de handhaving van de status quo. Daarom duurde het nog weer 30 jaar voor de slavenhandel in Nederland werd afgeschaft na de afschaffing in Engeland. Maar de HEER grijpt in. Zo heeft Mozes dat ervaren. Zo hebben de slaven in Amerika dat ervaren. Ze stelden daarop ook hun vertrouwen, getuige de vele negro spirituals. Terwijl de onderdrukkers in hun verblinding meenden dat God aan hùn kant stond.
Maar paarden en ruiters delven het onderspit. Dat geldt voor de ‘paarden en ruiters’ van alle tijden. Vandaag de dag zijn er naar schatting 46 miljoen mensen in slavernij in deze wereld, een veelvoud van het aantal slaven op de hoogtepunt (of moet ik zeggen: dieptepunt?) van de slavenhandel in de zestiende en zeventiende eeuw. Daaronder zijn ook 10 miljoen kinderen die lange dagen werken voor weinig of vrijwel niets. In steengroeven, in de tapijtfabricage, op cacaoplantages, in de kledingindustrie, noem maar op. En ook vandaag zijn er ‘paarden en ruiters’ : mensen die actief of passief, bewust of onbewust, de bestaande toestand in stand houden. En dan komt automatisch de vraag op: in welk kamp bevind ik mij eigenlijk? Dat van de slaven of dat van de ‘paarden en de
ruiters’?

Onze broeders en zusters hebben nog twee tekstgedeeltes aangedragen waarvan ze willen dat wij erover nadenken. We horen een vermaning uit de brief van Paulus aan de jonge christen gemeente in Rome, ook een onderdrukte groep mensen. Hij moedigt hen aan om niet langer als slaven in angst te leven. Want ze hebben de Geest van God ontvangen, de Geest van vrijheid. De Geest die hen  verzekert dat ze kinderen van God zijn, gelijkgesteld met zijn Zoon Jezus.

Gehoorzaamheid is iets dat geldt zowel voor slaven als voor kinderen. Maar er is wel een verschil: bij slaven gaat het om iets angstigs: de angst voor straf als het misgaat. Bij kinderen heeft gehoorzaamheid als het goed is een andere lading: een (soms onbewust) vertrouwen dat de ouders het beste met hen voorhebben. Misschien helpt deze tweede lezing bij het antwoord op de eerder gestelde vraag: zit je in het kampvan de slaven of van de ‘paarden en de ruiters’? Het antwoord is hier: het gaat niet om slaven
tegenover ‘paarden en ruiters’. Het gaat om slaven tegenover kinderen. God zoekt geen slaven, want Hij bevrijdt ze; God zoekt nog minder onderdrukkers, want paarden en ruiters – hoog verheven – gaan ten onder. God zoekt kinderen. ‘Laat de kinderen tot Mij komen zegt Jezus – ‘want aan hen behoort het Koninkrijk van God’. Daarvoor geeft God zijn Geest. Waardoor we leren zeggen: ‘Abba, Vader, Abba, mijn Vader’. Iedere keer als je het Onze Vader met je hart bidt, wordt dat bevestigd: dat die Geest van God in je is. Die Geest van dankbare liefde. Die Geest die in je wil werken om je te veranderen. Want het is wel een grote overgang: van ruiter te paard tot kind. En evenzeer van slaaf tot kind.

Het kind staat centraal. Dat blijkt ook uit de derde lezing voorgesteld door de christenen uit de Cariben. Het kind is in dit geval het dochtertje van Jaïrus, een leider van de plaatselijke synagoge. Hij valt voor Jezus neer: ‘Mijn dochter is zojuist gestorven. Kom alstublieft en leg haar de hand op, dan zal ze weer leven’. Hij is – wat je noemt – recht door zee. Hij draait er niet om heen, want het gaat om zijn kind! Een kind dat sterft is het meest onnatuurlijke dat er kan zijn. Het antwoord van Jezus blijkt even recht door zee. Het meisje is niet gestorven , maar het slaapt. Heeft de vader zich dan vergist?
Of wil Jezus iets anders zeggen? Dat voor God de dood is als een slaap? Een slaap waaruit iemand wakker gemaakt kan worden?

Dan zijn we terug bij het begin en laten we dat kernvers uit het lied van Mozes nog eens op ons inwerken: ‘Uw rechterhand HEER, ontzagwekkend in kracht’. En het mens-geworden Woord, Jezus, pakt het meisje bij de hand en ze staat op.
Geen slaven, geen ruiters, het evangelie roept ons op kinderen te zijn, levende kinderen voor Gods aangezicht. Geroepen tot vrijheid, geroepen om het nieuws van bevrijding door te geven en geroepen om de daad bij dat woord te voegen. Door Hem, de HEER, onze kracht en ons vertrouwen.

 

 

OVERWEGING ARI VAN BUUREN – 11 FEBRUARI

 

11 februari 2018  Lezingen:  Leviticus 13,1-2;45-46 en Marcus 1,40-45

1

Vriend Herman vertelde mij over zijn oude moeder. Haar geest dwaalt al een poosje, ze is dement. Telkens als hij haar bezoekt zegt hij aan het eind: “Mama, wat zal ik de volgende keer voor je meebrengen?” Ditmaal had ze gevraagd om een soft-ijsje. Gretig pakte zij het aan.

Maar opeens – opeens wist zij niet meer hoe ze moest slikken. Het werd een smeerboel, het lukte niet meer. Herman werd er verdrietig van. Maar ook nu vroeg hij: “Mama, wat zal ik de volgende keer meebrengen?” En wat antwoordde ze? Uit de heelheid van haar ziel? “Liefde!”

2

In  de Hof der Verbeelding (onze filmclub elke tweede donderdagavond van de maand) zagen we 8 februari de Japanse film ‘An’. In die film klopt een oude vrouw: Tokue opeens aan bij een klein pannenkoekenzaakje. Zij zegt daar te willen komen werken. Na enig aandringen krijgt ze dat ondanks haar leeftijd gedaan.

En wat blijkt? Met liefde maakt zij ‘an’: verrukkelijke zoete rode bonen-vulling voor de kleine pannenkoekjes. Tussendoor blijkt Tokue zó’n wijze, zachtmoedige vrouw. De snackbar gaat lopen als een tierelier. Totdat…. er verhalen, roddels rondgaan dat Tokue uit een leprakolonie komt. Tokue gaat terug en sterft in vrede.

3

Verhalen, die rondgaan, kunnen je beschadigen of isoleren. Dàt beseft ook Jezus.

Eerst laat hij zich raken door de smekende woorden van de eenzame lijder aan huidvraat: “Als u wilt, Jezus, kunt u mij reinigen….”  Die woorden vinden het hart en de ziel van Jezus.

Andere zieken kunnen gewoon in de samenleving blijven. Maar melaatsen zijn een wandelende bron van infectie. Ze mòeten wel geïsoleerd worden, zoals de Japanse Tokue binnen een leprakolonie. Zij zijn de ‘intouchables’.

Daarvoor had het oude Israël strenge regels, die we kort in de Lezing uit Leviticus 13 hoorden: medische, sociale en religieuze regels.

4

Die regels schuift Jezus opzij. Franciscus in de 13de en Pater Damiaan in de 19de eeuw kregen ook oog voor de melaatsen. Wie helend bezig is representeert Christus!

Het is òngehoord, hoe zachtmoedig Jezus zijn hand uitsteekt en de melaatse aanraakt. Het moet dus ook lètterlijk on-gehoord blijven – anders kan Jezus echt problemen krijgen.

Als hij de melaatse geheeld heeft stuurt hij hem direct weg. Dat doet Jezus niet bepaald vriendelijk. In de Griekse oertekst van Marcus is dit duidelijker dan in onze Willibrordvertaling. Het klinkt ongeveer zo: “Jezus zegt hem de wacht aan: ‘Denk erom dat je hier met geen mens over praat! Scheer je weg! Laat je zien aan de priester en je genezen verklaren.’ ”

Maar ja – de geheelde man kan heel begrijpelijk niet voor zich houden wat hem bij Jezus is overkomen. Hij bazuint het rond! En wat gebeurt?

De ex-melaatse is bevrijd uit z’n isolement. In dàt isolement, in die eenzaamheid komt nu Jezus terecht. Hij kan de stad niet meer in. Wat een rolwisseling in vereenzaming!…

5

Eenzaamheid. Er zijn verschillende soorten eenzaamheid. De evangelist Marcus gebruikt het  Griekse woord ‘erèmos’, waarin het woord ‘woestijn’ doorklinkt. Marie van der Zeyde noemt dat in haar vertaling van het Marcusevangelie een ‘Niemandsland’.

Je kunt ongewild in een soort woestijn- of niemands-land terecht komen. Zoals de Noord-Koreanen onder hun dictatuur. Zoals die zachtmoedige Japanse lepralijdster Tokue. Zoals die smekende Israëlitische melaatse. Of zoals Jezus, die al aanrakend misschien zelf besmettelijk is geworden. Dit is dus ongewild.

6

Het Niemandsland kun je ook zòeken. Dat doet Jezus van tijd tot tijd heel bewust!

Kort vòòr zijn ontmoeting met de melaatse staat Jezus heel vroeg op (1,35). Buiten in de donkere stilte loopt hij door tot een stuk niemandsland; daar gaat hij ongestoord  bidden. Het contact met God is als een bron.

Later brengen zijn leerlingen Jezus verslag uit van hun eerste missiereis-in-eenvoud. Na deze rapportage nodigt Jezus hen uit naar ‘n stuk niemandsland: om even ongestoord onder elkaar te kunnen zijn en tot rust te komen (6,31-32). Zulk contact met elkaar is als een oase.

Laten ook wij door de Geest en Kracht van Christus de ontmoetingen en ritmes in ons leven bewust, bewuster vorm geven. Door elkaar aan te raken. Door met liefde op missie te gaan, zonder ballast of bagage. Door alléén in stilte te bidden. Door gemeenschap met elkaar te zoeken. Door rust te creëren.

7

Nu zou ik al Amen kunnen zeggen. Maar er kan, er moet meer gezegd worden.

Pater Damiaan (1840-1889), die ik eerder noemde, inspireert mij hierbij. Kent u deze heilige nog? Hij werkte op Hawaï. Als de regering van de Hawaï-archipel besluit alle lepralijders te isoleren in een leprakolonie op het eiland Molokai gaat Pater Damiaan erheen om hun alle mogelijke hulp te bieden.

Hij wil daarbij geen risico’s lopen en vermijdt elk fysiek contact met de leprozen. Dan, ergens in 1878 begint hij een preek met twee woorden: “Wij melaatsen…” Dat markeert een keerpunt. Hij heelde hun leven al zoveel mogelijk. Voortaan raakt hij hen aan! Hij gaat hun leven delen: dat is nòg intenser.

Pater Damiaans parochie wordt op een heel diep niveau Lichaam van Christus.

 

Mijn vraag is: kunnen wij, durven wij elkaar en onszelf en de parochie en de wereldkerk ook als ‘melaatsen’ te zien? Spiritueel zogezegd? Vindt u dat een vreemde vraag? Het is misschien wel een lastige, maar uiteindelijk ook een helende vraag.

Ieder van ons heeft in het leven wel enige of meerdere wonden opgelopen.

De Kerk, plaatselijk, nationaal en internationaal heeft averij opgelopen – denken we maar aan het seksuele misbruik. De Kerk als Lichaam van Christus is geschonden.

 

Mag ik nog wat openhartiger zijn?

Onder ons in onze parochie is pijn of zeer, oud zeer. Er zijn kwetsuren. We hebben kwetsingen opgelopen. Maar we hebben zèlf ook anderen – bewust of onbewust, gewild of ongewild – gekwetst, beledigd, beschadigd, bezeerd.

Wat zou ik graag deze spiraal doorbreken. Samen zijn we ziek geworden. Willen we ook samen genezen? Aanraakbaar zijn? Elkaar niet meer ontlopen of afschrijven? Delen = helen…

Laat ieder van ons niet zichzelf zoeken – laten we Christus zoeken. Laten we Hem bidden: “Als U wilt kunt U ons reinigen. Spreek en ik zal, wij zullen gezond worden.”

Ik geloof dat God ons telkens tot een levend Lichaam van Christus wil maken.

 

Jezus moest nadat hij de melaatse had genezen zelf de woestijn in. Dat vertelt ons zondags-evangelie, maar het besluit zo: “Tòch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.”

Daarom gaat Meerklank nu zingen: “Hé ik vraag je mee, vraag je mee…Bruggen en wegen naar elkaar kunnen wij bouwen.”

Ik wens u een goede pelgrimsreis naar Pasen vanaf de komende Aswoensdag….

+++ Lof zij U Christus in eeuwigheid. Amen +++

 

 

OVERWEGING ARI VAN BUUREN – 4 MAART

Lezingen:  Exodus 20,1-17 en Johannes 2,13-25

1

We lazen de Tien Geboden. Ze blijven actueel. Kent ù ze nog? Martin Buber noemde hen ‘Weisungen’. Ze wijzen ons de weg naar een menswaardige samenleving. Ze komen voor in de Bijbel en iets anders ook in de Koran (o.a. Soera 6 en 17).

Ze garanderen de waardigheid van èlk mens. Ze vormen een basis voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Die Verklaring gaf de VN uit op 10 december 1948. Daarin ontbreekt een verwijzing naar God.

De Nederlandse afgevaardigde bij de voorbereidingen: Pater en hoogleraar Volkenrecht Leo Beaufort(1890-1965) pleitte er tevergeefs voor. Maar men was bang dat joden, christenen en moslims, dat boeddhisten en atheïsten het wel nooit eens zouden worden.

2

In mijn protestantse jeugd werden, en in de biblebelt worden nog steeds de Tien Geboden èlke zondagmorgen in de eredienst voorgelezen. Als responsie wordt wel gezongen:  “Gun door ’t geloof in Christus krachten, om die (geboden) te doen uit dankbaarheid!”

Ja, dankbaarheid is waar het om gaat. Niet om moralisme. Voor de Israëlieten gold: “Ik, God heb jullie bevrijd uit de slavernij in Egypte.“ Het Boek is ‘neergeschreven, zong de LWM, (zo)dat jij zònder angst zult leven wat je leest’.

En Elly Molenaar schreef me: “Ik heb eerlijk gezegd de 10 geboden altijd als ‘prettig’ ervaren. Handig toch, een stel leefregels waar je je aan kan houden, optrekken?!…”

3

Dit lijkt vrij simpel allemaal. God is onze goede Schepper. De sabbat is een protest tegen de 24 uurs-economie. God is niet te ver-beelden. God is altijd groter dan wij denken.

Krachtens God eren wij ouders. Wij doden niet, plegen geen echtbreuk; we stelen niet, liegen niet en we zetten onze zinnen niet op wat van onze naaste is. Ideaal!…

Jezus vat dit alles kort samen: “Heb God lief met heel je hart en ziel, uit al je kracht. En je naaste als jezelf.” – Is dat alles? Ja, dat is alles!…

4

Toch bleven Kees Disch, Ellie Togni en ik bij de voorbereiding van deze Viering steken bij het Tweede Gebod. Zou God ècht misdaden van ouders verhalen op hun nakomelingen tot in de 3de en 4de generatie? Dat kinderen lijden onder wangedrag van hun ouders is een soort natuurwet, en dat is al erg genoeg. Laten wìj maar kiezen voor het vervolg: voor een God die barmhartig is voor duizenden mensen en generaties nà ons. En wij in dat spoor!…

Ook bleven we haken bij de afwijzing van godenbeelden of afbeeldingen ter verering van enig wezen in hemel en op aarde. Synagogen, Moskeeën en protestantse Kerken zijn dus in principe beeld-loos. Hoe zit het dan met beelden van heiligen en ramen met de martelaren van Gorcum in onze kerk? Wij bewijzen hun geen goddelijke eer. Zij verwijzen naar God.

We beseften ook dat alle kaarsen, die bij elke Viering zo overvloedig branden bij de Mariakapel, ons zoeken naar goddelijke troost weerspiegelen.

We zijn troost-vragers. We kunnen daardoor troost-dragers worden!

5

Wat doet Jezus in de Tempel te Jeruzalem?

Het is er een beestenboel. Vol passie, heilig vuur (Psalm 69,10) zuivert Jezus de Tempel. “Het is, zegt hij, geen markthal”.  Alle vier evangeliën vermelden de Tempelreiniging. Mattheüs(21, 12v), Marcus(11,15v) en Lukas(19,14v) accentueren Jezus’ heilige woede. Met Jesaja(56,7) schrééuwt hij het uit: “Mijn huis moet voor àlle volken een huis van gebed zijn!” Jezus herhaalt Jeremia(7,11): “Jullie hebben er een rovershol van gemaakt.”

Alleen Lukas vertelt (19,41v) dat Jezus onderweg naar de Tempel huilt! Hij huilt over het lot van de H. Stad. Aan Jezus’ woede gaat dit verdriet vooraf. Onder woede gaat vaak verdriet schuil, zoals er onder verdriet vaak woede verborgen is. Hebben we daar oog voor?…

En Johannes, alleen hij vertelt dat Jezus kort na de Tempelreiniging tegen een Samaritaanse, allochtone vrouw zegt (4,21-24): “Er komt een tijd dat we noch in uw heiligdom noch in de Tempel God zullen aanbidden. Wie God aanbidden moeten aanbidden in Geestkracht en in waarachtigheid. God is op zoek naar wie hem zo aanbidden!”

6

Hoorde u nu inmiddels ook minstens 10 woorden?!

Déze woorden: liefde voor God; liefde voor de naaste; liefde voor jezelf; troost; passie; verdriet; woede; aanbidding; geestkracht; waarachtigheid.

Huizen deze woorden in onszelf als in een tempel? Dat is dan volgens Christus niet kapot te krijgen! Worden deze kern-woorden vlees en bloed in onze Hofkerk? Zijn de woorden van de 10 Geboden en deze woorden kern-wààrden voor ons? Laten we telkens in de Geestkracht van Christus ons ego zuiveren. Dàt is pas pelgrimeren naar Passie & Pasen!

 

De kerk biedt geen product, waarvan wij consumenten zijn. Onze Hofkerk is een heilige, een sacrale ruimte. Moeten we ons dat niet opnieuw meer bewust worden? Daarom brandt er een Godslamp. De Matthäuspassion vanmiddag is hier zeer op haar plaats.

Maar zou Jezus bezwaar hebben tegen onze Goede Doelen-markt? Of tegen de kerk als plaats van ontmoeting, en als kerk open voor de buurt? Sabine Wong, een jongere die nu meedoet in ons Toekomstberaad zei: “De kerk zou dag en nacht moeten kunnen openstaan om je te omarmen…”

7

Eindigen wil ik met nog een heel ander vergezicht.

De United Nations gaf dus 70 jaren geleden de Verklaring van de Rechten van de Mens uit. Wordt ‘t geen tijd voor zoiets als een ‘United Religions’? Dat beleefde ik al als ziekenhuis-pastor samen met katholieke, protestantse, humanistische, moslim- en hindoe-zielzorgers.

Jezus wil immers, dat zijn huis een huis van gebed voor àlle volkeren wordt. En dat we God in Geest en waarheid ontmoeten. Zo God en elkaar liefhebben, vanuit onze Hofkerk.

 

Onlangs (16-23 februari) was ik samen met 299 mensen van diverse landen en religies uitgenodigd voor een Interreligieus Congres in Zuid-Korea.

Dit vond ik, vrijmoedig gezegd, belangrijker dan de Olympische Winterspelen. We waren niet in competitie met elkaar; niemand hoefde te winnen. We zijn geen goud-zoekers, maar God-zoekers.

We ontmoetten elkaar onbevangen: b.v. een Imam uit Parijs, een weduwe uit Hiroshima; een Ethiopische monnik uit Jeruzalem, en Boeddhistische monniken.

We tekenden een petitie voor vrede tussen de Korea’s.

 

In mijn speech op dit Congres zei ik dat het Gevecht van Jakob met de Engel (Genesis 32) mij inspireert.

Tegen de Engel zegt hij: “Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent”. Met zijn broer Ezau verzoent Jakob zich na gezegd te hebben: “Jouw gezicht zien is als het zien van Gods gelaat…”

Ja: elkaar zegenen! Elkaar aankijken alsof je God aankijkt…

 

Lof zij U Christus in eeuwigheid. Amen

 

OVERWEGING COEN VAN LOON – 22 APRIL

De Goede Herder. Eerste zondag over oosterse Orthodoxie

Het sterkste beeld voor lange tijden is voor het christendom het crucifix, het kruis met daaraan de dode Jezus. Niet meteen vanaf het begin heeft men op deze manier naar de dode Jezus gekeken. Wanneer men naar de aller-oudste tijden teruggaat, dan vindt men het allermeest verbreid het beeld van Christus als een jonge man met een lam op de schouders, als herder. En men noemde dat de Goede Herder. In de drie eeuwen was dat beeld het meest verbreid. En eigenlijk pas vanaf de 6e eeuw krijgen we de afbeeldingen met Christus hangend aan het kruis.

Het beeld van de herder kom je veel tegen in het Oude Testament.

Abel, de eerste herder, kreeg de bewondering van de Heer die zijn offer graag ontving.

De Schrift prijst ook Jacob, herder van de kudde van Laban, voor de moeite die hij deed voor zijn schapen.

Herder Mozes werd dit ook op de bergen van Midjan, de brandende braamstruik, de stok en de staf waarmee hij zijn volk leidde door de woestijn.

David was herder maar zijn herdersstaf werd in een koningsscepter veranderd.

Zoals iemand eens zei:

“De Heer zelf schaamt zich niet in Ps 23 en Ps 80 om ‘herder’ genoemd te worden ().

God schaamt zich niet om de mensen te weiden, en ook niet omdat Hij ze geschapen heeft.”

 

Door zichzelf de Goede herder te noemen, plaatst Christus zich in deze traditie.

Als de leider van zijn volgelingen die hen leidt en beschermt zoals een herder zijn schapen.

Daarnaast horen wij hier één van de zeven ‘Ik ben’- woorden die in het Evangelie van Johannes te vinden zijn:

Ik ben woorden:

‘Ik ben het brood des levens’                          (  6:35)

‘Ik ben het licht van de wereld’                       (  8:12)

‘Ik ben de deur der schapen’                          (10:  7)

‘Ik ben de goede herder’                                (10:11)

‘Ik ben de opstanding en het leven’                 (11:25)

‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’      (14:  6)

‘Ik ben de ware wijnstok’                               (15:  1)

 

Het rechtstreekse ‘Ik ben’ verwijst ook naar Mozes die bij de brandende braamstruik de naam van God te horen kreeg: ‘Ik ben die er altijd is’.

Schapen hebben bescherming nodig tegen de wolven en andere gevaren die hen bedreigen. Het is aan de herder te zorgen dat zij gezond en gelukkig zijn.

Paulus spreekt in één van zijn brieven over de wapenrusting van God:

“Want, zegt hij, onze strijd gaat niet tegen vlees en bloed maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten in de hemelen.”

Het beeld van de goede herder verliest zo haar lieflijke en romantische kant. De herder is er om zijn kudde tegen dit kwaad te beschermen.

De orthodoxe kerk; iconen.

Christus, de goede herder. Op deze dag, waarop wij aandacht geven aan de orthodoxe kerk, is het opvallend dat de goede herder niet al te vaak voorkomt in de iconen.

Dit heeft te maken met een concilie in de achtste eeuw, dat bepaalde geboden uitvaardigde wat wel en niet zichtbaar gemaakt mocht worden.

Iconen behoren tot de oosters-orthodoxe, de oriëntaals-orthodoxe en oosters-katholieke kerken en zijn onlosmakelijk verbonden met het kerkelijke en spirituele leven van deze kerken en hun gelovigen.

Die strijd tegen de wereldbeheersers van de duisternis is al zichtbaar in de geboorte icoon.

Alle aandacht ligt bij de moeder en het kind.

Joseph ziet men op een andere plek, waar hij door twijfels wordt overmand. Hij worstelt met het duivelse dilemma: als dit pas geboren kind Jezus echt goddelijk is, dan zou het niet via de menselijke weg geboren zijn. Volgens de legende is de man die bij hem staat de duivel, die hem de twijfels influistert.

(Vandaar dat in deze versie van de icoon de moeder Gods zich afwendt van haar kind en bezorgd naar haar man Joseph kijkt!).

In deze traditie wordt Jezus in een grot geboren; je ziet de scherpe, onherbergzame punten van de rots. Ook die staan voor alles wat dit kind en zijn moeder aan ontberingen in de wereld zal tegenkomen.

En standaard ligt Jezus op deze icoon in een grafsteen:

Jezus kwam op aarde om voor ons te sterven. De windsel die om Zijn lichaam gewikkeld worden wanneer Hij in het graf gelegd wordt, heeft Hij hier reeds om!

Johannes, getuigt dat iedereen die de Zoon van God ziet, eeuwig leven zal hebben, en dat Jezus verwijst naar God die waarheid is, zoals Johannes de doper naar Jezus wees en Hem het Lam van God noemde. (Johannes 1,29)

Al eerder in hoofdstuk 10 zei Jezus: ‘Ik ben de deur van de schapen’. En: ‘Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden’. Vandaag zegt Hij tweemaal: ‘Ik ben de goede herder’. Jezus is de goede herder die naar Zichzelf wijst als een deur naar een leven met God, een eeuwig leven; een leven van vrede en gerechtigheid. Maar die onze ogen niet sluit voor het kwaad dat er is in deze wereld; het gevecht dat er geleverd moet worden.

 

De orthodoxe kerken zijn vol van schilderingen van Bijbelse taferelen die de gelovigen verwijzen naar Jezus als Zoon van God. De liturgie is mystieker, hemelser haast, dan onze westerse liturgie.

Zij noemen het ook de goddelijke liturgie. Het gebed staat centraal. ‘Spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte’.(Ef. 5,19). Het doel van de zang in de liturgie is om de heerlijkheid van God te prijzen. Die heerlijkheid komt tot ons in Christus die zich voor ons vernederd tot in de dood; tot op het kruis.

Toen keizers in oude tijden thuiskwamen uit een oorlog met een overwinning, kwamen zij in een grote optocht de stad weer binnen. Zo ontstond de processie. Om het goede nieuws van de bijbel te vertellen moet er een processie zijn! Christus de goede herder, onze Koning, heeft de dood overwonnen!! Een processie hoort thuis in de orthodoxe liturgie!

 

Orthodoxie

Straks zal Frans Woortmeijer ons vertellen over het schisma van 1054;

het schisma tussen de Rooms katholieke kerk en de orthodoxe kerken.

Het verschil van inzicht was groot. De Oost-Romeinen beschouwden de Latijnen als barbaren die met grof geweld hun macht toonden. De westerlingen beschouwden op hun beurt de oosterse christenen als ketters. Na 1204 kwam het niet meer goed tussen de Latijnen en de Grieken.

Toen plunderden de kruisvaarders Constantinopel. Vele Byzantijnse kostbaarheden werden geroofd, vrouwen verkracht en kerken ontheiligd.

Pas in 1965 werd het schisma door paus Paulus VI en patriarch Athenagoras I van Constantinopel opgeheven. Maar van eenheid is nog geen sprake. Vooral bij de Oost-Europese orthodoxe patriarchaten is er nog steeds groot wantrouwen jegens de Katholieke Kerk.

 

De positie van de paus blijkt, net als in de 11de eeuw, nog altijd het grootste struikelblok te zijn. Echter is de vervolging van christenen in het Midden Oosten de aanleiding geweest dat op 12 februari 2016 een paus (Franciscus) en een Russisch-orthodoxe patriarch (Kirill) elkaar voor het eerst in duizend jaar ontmoetten. ‘Eindelijk!’, riep de paus uit toen hij de patriarch begroette,  ‘Wij zijn broers’.

 

En op 15 april van dit jaar, na de bombardementen van Amerika, Engeland en Frankrijk op Syrië,

belde patriarch Kirll met paus Franciscus. Zij hadden een lang gesprek waarbij vier andere patriarchen Bartholomeus van Constantinopel, Theophilus van Jerusalem, Theodorus van Alexandria en John van Antiochië, meeluisterden. Samen willen zij alles doen wat mogelijk is om de oorlog in Syrië te stoppen.

 

Zo groeit er meer begrip over en weer en blijft men zoeken naar toenadering tussen de westerse en de orthodoxe kerken.

 

Graag wil ik deze overweging eindigen met regels uit het Rusland van de 16de eeuw die opgesteld werden voor de iconenschilders. Op hen zijn zij toepasbaar. Maar tevens zouden wij ieder werk ermee kunnen aanvangen. En zij laten een diepe godvruchtige spiritualiteit zien.

 

“Beste iconenschilders, alvorens met je werk te beginnen,

maak het kruisteken, bid in stilte en vergeef je vijanden.

Vervolgens:

  • Leg je met liefde toe op ieder detail van de icoon

alsof je in aanwezigheid van de Heer zelf werkt.

–      Bid gedurende het werk om je innerlijk te versterken.

– Vermijd vooral de ijdele woorden en bewaar het stilzwijgen.

– Bid in het bijzonder in vereniging met de heilige van wie je het gelaat schildert.

– Behoed je geest voor de afleiding en de heilige zal bij je zijn.

– Als je een kleur kiest, strek dan je geestelijke handen uit naar de Heer

en vraag hem om raad.

– Wees niet jaloers op het werk van je naaste: zijn succes is ook jouw succes.

– Wanneer je icoon klaar is, dank dan de Heer, dat zijn barmhartigheid je de genade heeft verleend om die icoon te schilderen.

– Laat je icoon gezegend worden door het op het altaar te plaatsen.

–             Wees de eerste om ervoor te bidden, voordat je het aan anderen geeft.

– Vergeet nooit: de vreugde om de iconen in de wereld te verbreiden;

de vreugde van het werk zelf van de iconenschilder;

de vreugde om de heilige de mogelijkheid te geven om door zijn icoon te stralen;

de vreugde om in gemeenschap te zijn met de Heilige van wie je het gelaat schildert.

 

Coen van Loon, diaken

 

OVERWEGING FRANK DE HAAS – 6 MEI

Hand 10, 25-26.34-35.44-48     –        Joh 15, 9-17

Beste medeparochianen,

 

1.We hebben een bijzonder weekend. Afgelopen vrijdag, 4 mei, waren we twee minuten stil om de doden van de Tweede Wereldoorlog en andere oorlogen daarna te herdenken. Gelukkig bleef het in die minuten ook stil. Gisteren, 5 mei, vierden we bevrijdingsdag.

Zoals gebruikelijk hebben we voor deze zondagse liturgie het thema bepaald aan de hand van de lezingen voor deze dag.  Maar natuurlijk zal ik ook wat woorden wijden aan de dagen die achter ons liggen.

2.Terugkerend onderwerp in de lezingen van de zondagen in deze periode van het kerkelijk jaar is het op gang komen van een grote christelijke beweging van mensen, waartoe Jezus de aanzet heeft gegeven. Jezus’ boodschap is voor alle mensen. Ook voor de heidenen. De Romeinse honderdman Cornelius uit de eerste lezing van vandaag is de eerste heiden die zich laat bekeren. Het is bijzonder zoals Petrus op hem reageert als Cornelius een buiging maakt: ‘Sta op, ik ben ook maar een mens’. Een mens dus in al zijn eenvoud, bescheidenheid en nederigheid.

En zie vers 45: ook over de heidenen was de gave van de Heilige Geest uitgestort. Ook zij worden zo op deze wijze geïnspireerd. De boodschap is voor iedereen beschikbaar. Ze mogen meedoen en worden ook begeesterd. En ook zij mogen gedoopt worden en zich aldus bij de gemeenschap aansluiten.

De beweging komt op gang en wordt allengs groter. In vers 16 van het evangelie van vandaag staat: ‘Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan’. In een wat modernere vertaling zouden we zeggen dat we op weg gestuurd zijn. Het gaat dan om het verspreiden van Zijn Woord, van Zijn blijde boodschap.

  1. In bijna elke regel van de evangelielezing van vandaag gaat het over de liefde. We hebben – u ziet het op de voorkant van uw boekje – als thema voor deze viering gekozen: Liefde door alles heen. ‘Blijft in mijn liefde’, zegt Jezus. En: ‘Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad’. Hij liet zien hoe het moet. En ons wordt opgedragen hetzelfde te doen.

Maar het gaat niet alleen over de liefde. Het gaat nadrukkelijk ook over vriendschap. Zie wat Jezus in vers 15 zegt: ‘Ik noem u geen dienaars meer want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb ik vrienden genoemd want ik heb u alles meegedeeld wat ik van de Vader heb gehoord’. Als vrienden staan de leerlingen heel dicht bij hem, worden zij serieus genomen en in alles gekend.

Is de boodschap van liefde niet de alles overheersende boodschap die ons is meegegeven en die wij verder moeten uitdragen naar allen die we ontmoeten? LWij worden uitgezonden met dat zegenrijke verhaal. De boodschap is voor iedereen. Zonder aanzien des persoons, zoals in Handelingen staat. Als wij het goede doen, zijn we Hem welgevallig. Hier wordt dan gesproken over Hem vrezen. Het gaat, denk ik, niet zozeer om vrees, maar om respect.

  1. We spraken bij de voorbereiding van deze viering over oorlog en vrede, over bezetting en bevrijding. Wat is er door nabestaanden veel over de Tweede Wereldoorlog verteld. Wat is er ontzettend veel over geschreven. Nog steeds komen er nieuwe publikaties bij, soms diep ontroerende persoonlijke getuigenissen. Eind vorige eeuw verschenen de nagelaten geschriften van Etty Hillesum. Eén citaat uit de vele die ik zou kunnen kiezen, van een vrouw die tijdens de oorlog, in de donkerste jaren van haar leven, ongelooflijk positief en vol vertrouwen bleef.

‘Ergens (schrijft Etty) ben ik zo licht van binnen, zo zonder enige verbittering en heb zoveel krachten liefde in me. Ik wil zo graag blijven leven om de nieuwe tijd te helpen voorbereiden en om dat onverwoestbare in mij behouden over te dragen naar de nieuwe tijd, die zeker zal komen, ze groeit immers al in mij, iedere dag, ik voel het toch? (…) Ik voel me als de bewaarplaats van een stuk kostbaar leven, met alle verantwoordelijkheid daarvoor. Ik voel me verantwoordelijk voor het mooie en grote gevoel voor dit leven dat ik in me heb en dat moet ik onbeschadigd door deze tijd heen trachten te loodsen, naar een betere tijd toe’.

  1. In de groep die deze viering voorbereidde is Klaas (Klaas van Galen Last) de enige die de oorlog bewust heeft meegemaakt. Wat is Klaas van dat moment van de bevrijding het meeste bijgebleven? Klaas denkt dan vooral aan de vreugde, de enorme blijdschap. Eindelijk was er weer vrijheid. Klaas denkt ook nadrukkelijk aan dankbaarheid jegens God, er ontstond een nieuwe tijd. Groot was het gevoel van opluchting na die duistere jaren. Eindelijk konden mensen weer zonder angst de straat op. En Klaas zei: eigenlijk kom ik woorden tekort om uitdrukking te geven aan wat er toen, op dat moment, allemaal door me heen ging…

Er was nog iets anders waar Klaas over vertelde. Tijdens de oorlog, zei hij, was er een sterke verbondenheid tussen mensen. Want allen waren lotgenoten in deze bange jaren, tegenover een gemeenschappelijke vijand, de bezetter. Maar helaas, aldus Klaas, werd dat eenheidsgevoel na de bevrijding snel weer losgelaten. Trok ieder zich terug in de eigen groep. Het waren de jaren van de verzuiling. In de eigen club vond men dan weer veiligheid en geborgenheid. Treurig vindt Klaas dit.

  1. In het evangelie wordt de liefde verbonden met vreugde. In vers 11 staat: ‘Dit zeg ik u opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden’. Over vreugde gaat het ook in het nieuwste document van paus Franciscus: Gaudate et Exsultate. Verheug je en juich! In dagblad Trouw werd er uitvoerig aandacht aan besteed. ‘Voor deze paus gaat het leven vóór de leer’, lees ik in deze krant. Predikant Bas van der Graaf wordt geciteerd, hij zegt: ‘Ik ben echt een beetje overrompeld door de zeggingskracht van wat ik hier lees. (het pauselijk document dus) Het is verreweg het meest herkenbare stuk dat ik ooit van een paus gelezen heb. Een prachtig document. Mooi vind ik bijvoorbeeld dat hij de zaligsprekingen als uitgangspunt neemt. Heilig leven – onderwerp van het document – wordt dan leven in de ruimte van Christus en de genade, een leven dat je als mens tot je bestemming brengt, een leven van vreugde. Ik zie Franciscus heel erg de brede ruimte van het menselijke hart zoeken. Hij omarmt je en moedigt je aan, in plaats van uit te sluiten”. Einde citaat.

Het is mooi dat deze paus ons aldus bemoedigt en sterkt. Menselijke relaties zijn niet altijd eenvoudig. We schieten als mensen tegenover elkaar nog wel eens tekort. In het voorbereidende gesprek hadden we het over de schuldbelijdenis. We zeiden: het is niet verkeerd om je te realiseren dat je fouten maakt. Maar, zo bespraken we, zouden we niet veel meer nadruk moeten leggen op wat we goed doen, of op z’n minst op onze inzet om dat goede te doen? Kiezen voor het positieve. Kijken naar wat we voor elkaar kunnen betekenen.

  1. In de bijeenkomst van het Toekomstberaad deze week spraken we over diakonie en over pastoraat. Het uitgangspunt van ons omgaan met elkaar, of er nu wel of niet sprake is van problemen of noden, is aandacht. Daar begint toch elke menselijke ontmoeting mee, de aandacht voor de ander. Daar kun je aan toevoegen: de oprechte belangstelling, de bereidheid echt naar elkaar te luisteren. En compassie.

Uiteindelijk gaat het altijd weer om de liefde als leidend beginsel. Er zijn voor elkaar. In goede en in minder goede tijden. We denken aan de dierbaren met wie we ons leven nu delen. En we denken aan de dierbaren die wegvielen en die we missen. En die we voor altijd in liefde in ons hart blijven dragen.

  1. Aandacht voor ieder die onze aandacht nodig heeft. Hier. Dichtbij en verder weg. Allen zijn we op weg, ‘op tocht’. Als leerlingen, met een waardevolle boodschap. Laten we samen verder gaan, verbonden met elkaar. Vreugde zoekend en belevend. Liefde en vriendschap delend. Met de inspiratie van Hem die ons voorging. Ik sluit af met die prachtige dichtregels die we straks in het slotlied zingen: ‘Dit ene weten wij. En aan dit een houden wij ons vast in de duistere uren. Er is een Woord dat eeuwiglijk zal duren. En wie ’t verstaat, die is niet meer alleen’.

Amen.

 

 

OVERWEGING DUNCAN WIELZEN – 27 MEI

Overweging bij de viering van de Heilige Drie-eenheid

 

Als er een volk is bij wie het verlangen naar eenheid zo prominent aanwezig is, dan is dat, denk ik, het Koreaanse volk. Ik weet niet in hoeverre u het nieuws van de afgelopen weken hebt gevolgd over de eventuele aanstaande ontmoeting tussen de Noord-Koreaanse leider Kim Jun-un en de Amerikaanse president Trump. Groot was de ontgoocheling bij m.n. de Zuid-Koreanen, toen bekend werd dat die topontmoeting zou worden afgeblazen. Vol ongeloof werd dit nieuws ontvangen. Maar sinds enkele dagen geleden, blijkt er weer hoop aan de horizon. Het verlangen van het Koreaans volk naar eenheid kreeg een nieuwe impuls. Dat gebeurde nadat beide leiders tot hun verstand kwamen en zich weer positief uitdrukten.

Thans lijkt het erop dat de droom van eenheid en eenwording tussen de beide Koreas een stap dichter bij de werkelijkheid is gekomen. Het is een droom die decennialang geleefd heeft bij grote groepen mensen die jarenlang tussen hoop en vrees hebben geleefd (en dat in feite nog steeds doen). Sterker dan de vrees is de hoop en het verlangen naar eenheid.

 

Dit verlangen naar eenheid is niet eigen aan het Koreaanse volk, of aan welk ander volk dan ook. Dit verlangen naar eenheid zit diep geworteld in de mens. Het is iets existentieels; het ligt ingebakken in onze DNA.

Psychologen geven aan dat veel van onze psychische klachten het gevolg zijn van een breuk in de harmonie, de eenheid, die inherent is aan ons bestaan. Wat bedoelen ze daarmee? Wanneer je bv. meer werk verzet dan je lichamelijk en geestelijk aankan, zal dat onherroepelijk tot stress lijden. En wie bv. een grote behoefte heeft aan veel materiële spullen, veel meer dan hij of zij zich kan veroorloven, zal nooit met zichzelf en zijn omgeving in harmonie leven. Dat leidt tot onvrede, tot onbehagen en in het ergste geval tot psychische klachten. Het verlangen naar eenheid is dan een verlangen naar evenwicht, om weer met jezelf in balans te komen; weer met jezelf, en misschien ook met God, in het reine komen. Die eenheid in onszelf is van Goddelijke oorsprong, toen God uit de chaos de wereld schiep, de mensen, de planten en de dieren. Toen bracht God de eenheid in de kosmos tot stand. Maar telkens weer verstoren wij die eenheid wanneer wij uit hebzucht de aarde verschroeien, de natuur geweld aandoen, en onze oceanen en rivieren vervuilen met plastic en chemisch afval. Wanneer ons hart onrustig is, of wanneer ons geweten aan ons knaagt, betekent het dat wij niet met onszelf in evenwicht zijn. We worden onrustig vanwege het ontluikende verlangen naar eenheid en innerlijke harmonie. We worden onrustig omdat wij a.h.w. – en misschien zonder het zelf te beseffen – worden wij eraan herinnerd wat God met ons voor heeft; Hij die ons tot leven geroepen heeft, om niet van Hem, van onszelf en van elkaar vervreemd te raken. Daarom spreekt men soms van een ‘heilige onrust’.

 

Vandaag vieren wij het feest van de Heilige Drie-eenheid. We krijgen vanuit de heilige Schrift, vanuit de Bijbellezingen van vandaag een voorproefje hoe dit kan zijn: in Gods Naam zijn wij opgenomen in een eenheid nog voor wij het zelf beseffen. Het is een eenheid in verscheidenheid, die ons openbaart, dat ieder mens uniek is; dat ieder mens nodig is om het geheim van God’s naam die is: GOD-MET-ONS en IK-ZAL-ER-ZIJN, om die naam gestalte te geven in ons midden. Het laat ook zien dat God de Vader niet hetzelfde is als God de Zoon, en God de Zoon is niet hetzelfde als de H. Geest. En toch zijn die drie Een. Jezus is de menselijke gestalte van God. Hij heeft God aan ons geopenbaard. Hij heeft God aan ons een menselijk gezicht gegeven. ‘Jezus, daar gaat God’ zei iemand eens, waarmee hij wilde uitdrukken dat wie Jezus ziet, wie met Jezus in aanraking komt, iets van Gods nabijheid ervaart. Zo hebben veel mensen de aardse Jezus ervaren die weldoende rondging, zieken en blinden genas en mensen uit hun isolement bevrijdde, zondaars vergeving schonk en een dode tot leven bracht. Wat bezielde Hem om dat allemaal te doen? Beter lijkt mij de vraag: wie bezielde hem? Dat is H. Geest, om zo uitdrukking te geven aan het verlangen van God dat een mens tot leven komt, en wel leven in overvloed ontvangt. Dit verlangen van God weerspiegelt de eenheid die Vader, Zoon en H. Geest verbindt. God wil dat de mens volop kan leven, en Jezus laat dat gebeuren juist bij diegenen die van aan de rand van het leven staan. En dat doet Hij vanuit de kracht van de H. Geest, die hem daartoe inspireert. En zo wordt het gebroken leven van kleine mensen aan de marge van de samenleving in de tijd dat Jezus op aarde leefde, geheeld en geheiligd. Dat gebeurd op grond van de eenheid tussen Vader, Zoon en heilige Geest: God de Vader die nieuw en volop leven voor de mens wil; God de Zoon, die dat ook daadwerkelijk aan mensen schenkt; en God de Geest die de Zoon daartoe kracht geeft en inspireert. Een heilige Drie-eenheid. Een eenheid in verscheidenheid.

 

Aan de eerste lezing gaat een vers vooraf die wij niet hebben gelezen of gehoord, maar die van groot belang is om de lezing te bevatten. Deze vers luidt als volgt: de Heer uw God is een barmhartige God, Hij zal u niet aan uw lot overlaten. Hij zoekt onze ondergang niet, hij vergeet het verbond niet dat hij eens met de mensen heeft gesloten. Hier draait het om wie God is als Vader: God is een trouwe en barmhartige God. Hij is een God die mensen niet in de steek laat. Een God die het welzijn van mensen ter harte gaat. In zijn naam mogen wij, hoe verschillend wij ook van elkaar zijn, elkaar met goedheid, barmhartigheid, mildheid en vriendelijkheid bejegenen. Jezus nodigt ons daartoe uit om elkaar recht te doen, elkaar te doen leven, door begrip en compassie voor elkaar op te brengen. In dat alles mogen wij ons laten inspireren door de H. Geest, die Jezus ons heeft beloofd als Helper. Het feest van de heilige Drie-eenheid biedt ons een model aan, een handreiking om zo te leven en zo de eenheid onder elkaar te bewaren, wie we ook zijn, of waar we ook vandaan komen.

 

Het goede nieuws dat Jezus verkondigt, is voor ieder mens bestemd, zonder uitzodering. Daartoe worden de leerlingen geroepen en uitgezonden. Ze kunnen dat tot uiting brengen door twee dingen: ´door hen te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest´. Dit is de enige plek waar deze formulering zo duidelijk en direct genoemd wordt. Blijkbaar is dat ook de reden waarom deze evangelie perikoop op het Feest van de H. Drie-eenheid wordt gelezen.  Het doopsel waartoe Jezus oproept vindt plaats in de naam van de Drie-eenheid; dat maakt een mens tot christen. Maar er is meer. Ook niet christenen zijn door God aanvaard en kunnen leerling van Jezus zijn. Dat blijkt uit de tweede aansporing van Jezus aan het eind van het Matteus evangelie. Zijn leerlingen moeten de mensen leren zich te houden aan alles wat Hij hen heeft opgedragen. Dat is heel wat, maar we kunnen dat alles samenvatten met het gebod van de liefde. Bemin de Heer uw God met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand, en bemin uw naaste als uzelf.  Heb elkaar lief. Als jullie elkaar liefhebben zullen jullie mijn leerlingen zijn. Dan zullen jullie in God zijn, zoals ik in God ben, schrijft de evangelist Johannes. Dit gebod van de liefde hangt nauw samen met het gebod: wat u niet wil dat u geschiedt, doe dat een ander niet. Het staat bekend als de Golden Rule en komt in alle religies voor. Dit gebod van de liefde in samenhang met de Golden Rule kan ons helpen om daadwerkelijk de eenheid onder elkaar te bevorderen en zo God´s naam in ons midden gestalte te geven. Om aan den lijve te ervaren dat het waar is wat Hij zegt: ‘Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van deze wereld.’ Amen.

 

OVERWEGING FRANK DE HAAS – 24 JUNI

Jesaja 49, 1-6, Lucas 1, 57-66.80

Beste medeparochianen,

  1. In de eerste lezing van vandaag horen we de profeet Jesaja spreken. Jesaja heeft een nadrukkelijke opdracht gekregen, zelfs al vóór hij werd geboren. We lezen dat Jesaja van alles heeft ondernomen, hij heeft zich uitgesloofd, maar dat hij zelf uiterst ontevreden is over wat hij heeft gerealiseerd. Hij is er bijkans depressief onder. Dat mag zo zijn, maar dat laat onverlet dat de Heer hem hoog heeft zitten. Nou kreeg Jesaja ook bepaald geen misselijke opdracht. Hij moest, zo lezen we, niet alleen Jakobs stammen oprichten en Israels overlevenden terugbrengen. ‘Ik stel u aan tot licht van de heidenvolkeren om mijn heil te zijn tot aan het uiteinde der aarde’. Jesaja als dienaar van de Heer. Een gezondene. Met een opdracht ver over grenzen heen.

 

  1. Uit het evangelie lazen we dat bekende verhaal over Elisabet die moeder gaat worden. Heel bijzonder, want zij was al een oude vrouw. We lezen dat het kind besneden wordt. En dan is er een bijzonder moment. Want de vader noteerde de naam Johannes op een schrijftafeltje. En dan ineens blijkt de vader te kunnen praten…Hij spreekt ‘Gods lof’. Wat zal er van dit kind, deze Johannes, worden? De Geest heeft Johannes bezield. Als hij ouder is, gaat hij leven in de woestijn. Daarna treedt hij in de openbaarheid. We weten uit het vervolg dat Johannes is gaan dopen aan de Jordaan, als wegbereider van Jezus.

 

  1. Er is een grote overeenkomst tussen de lezingen. Beide gaan ze over mannen die geroepen worden. Ze krijgen een stevige en omvangrijke taak. Als gezondenen. Als getuigen. Er wordt nogal wat van ze verwacht.

 

  1. De vraag dringt zich op: is er ook voor ons, mensen van deze tijd, een opdracht? Spreekt de Heer ook ons aan? Hoogstwaarschijnlijk wel. Ook wij krijgen God’s genade. Ook wij worden opgeroepen. Worden verondersteld te praten en handelen in Zijn geest. Te doen wat van ons verlangd wordt.

 

  1. Wat brengt ons naar hier? En wat zorgt ervoor dat we naar deze plek blijven komen? Ik vraag me wel eens af hoe helder dat precies voor ons is. Voelen wij ons ook gezondenen en kunnen we die opdracht aan? Hoe kijken wij naar God? Naar de Heer, de Eeuwige? We zijn allemaal met nogal wat verhalen en regels opgegroeid. Althans de meesten van ons hier. Hoe keken wij naar de God waarover ons werd verteld? Het was niet altijd een vriendelijke God. Ik herinner me nog de boekjes. Bijvoorbeeld die waarmee je op je eerste heilige communie werd voorbereid.  Met plaatjes van je ziel. Als je zondigde kwam er een zwarte vlek op die ziel. En als je het helemaal bont maakte, was het plaatje van je ziel helemaal donker. Daar kregen wij – zeker mijn generatie – nog wel wat van mee.

 

  1. Ik denk aan een tante van mij. Een intelligente en lieve vrouw. Maar wat was ze vaak bang dat ze in haar leven niet het juiste deed. Wat had ze het daardoor soms moeilijk met haar geweten. In haar tijd gold – als ik dat zo uitdrukken mag – nog veel meer dan in de onze: Alles was kerk. Het leven was ervan doordrenkt. Ook op school. We gingen met grote regelmaat naar de schoolmissen. We gingen sowieso heel vaak naar de kerk. Voor mij was dat van jongs af aan al dit kerkgebouw. We gingen naar het lof. We leerden de katechismus. Het leven was zo anders toen. Ook op zaterdag moesten we naar school. En werkende mensen hadden toen nog geen 5daagse werkweek. We gingen heel anders om met autoriteit. De pastoor was nog een heel centrale figuur. Dot alles was vóór het tweede Vaticaans Concilie.

 

  1. Ik wil nog even terug naar het gezonden worden. Hoe pakken wij het aan in ons leven? Hoe gaan en hoe zijn wij op weg? Wat zit er nog van vroeger in ons systeem? Veel meer dan toen worden wij aangesproken op onze eigen verantwoordelijkheid. Als je voor ingrijpende momenten in je leven staat, voor belangrijke keuzes en beslissingen, overweeg dan of je naar eer én geweten handelt. Hoe groot is ons vertrouwen in onszelf en in elkaar? Hoe groot is ons vertrouwen in God? Leven we in het besef dat Hij óns vertrouwen geeft? De wereld van nu is zo anders. De Kerk van nu is zo anders.

 

  1. Hoe het vroeger was, hoe het nu is… Daar ging het o.a. ook over tijdens een bijeenkomst hier in de kerk met dichter Huub Oosterhuis. Zaterdag 16 juni. Oosterhuis die talloze schitterende teksten heeft geschreven, waarvoor diverse componisten melodieën hebben gemaakt. Zijn liederen worden hier nog geregeld gezongen. Niet in de laatste plaats door de LWM. Hij was en is – inmiddels bijna 85 – onze grote inspirator. Wat een prachtige bijeenkomst was het!

 

  1. Huub Oosterhuis vertelde ons over de oude verhalen, ook al lang vóór de tijd van Christus. Over de traditie van de bijbel, dat rijke, dat onuitputtelijke boek. De naam Israel, zei hij, was al bekend rond 1230 vóór Christus. In 515 vóór Christus werd een nieuwe tempel gebouwd, het was na de Babylonische ballingschap. Leerhuizen rond bijbelse teksten zijn al van vele eeuwen terug. Daar werd kennis overgedragen. Daar werden mensen door de grote verhalen begeesterd. Daar kregen zij geestelijk voedsel voor het leven. De Joden lazen de Thora. Die werd gelezen, uitgelegd, verklaard, geïnterpreteerd. Het waren levenslessen.

 

  1. Wat was en wat is nog steeds de kern van al die geschriften die we tot op heden blijven lezen? Dat is, volgens Huub: de liefde tot de naaste die is zoals jij. Deze kerngedachte heeft hij in vele van zijn schitterende teksten op poëtische wijze uitgewerkt. In de Thora, in de Bijbel, in deze boeken vinden we een unieke levensleer. Boeken die, zoals hij dat verwoordde, een ethisch appel bevatten. Centraal daarin staat God, die we ook noemen: Ik zal er zijn. En die een oproep aan ons doet: ik stuur jou naar mensen in nood. Solidariteit, daar gaat het om. Een van Huub’s uitspraken trof mij bijzonder. Hij zei: de bijbel zoals die door de rabbijnen al in de tweede eeuw vóór Christus werd gelezen, zo lees ik hem nog steeds. Dat is dus een traditie van meer dan 2000 jaar. Het gaat dan nog altijd om de doorwerking van die teksten in ons dagelijks leven. En ik dacht: voor het goed verstaan van de teksten hebben we inspirerende leermeesters nodig. Zo’n leermeester is Huub Oosterhuis.

 

  1. We naderen het eind van het kerkelijk seizoen. Volgende week zondag zullen we het op feestelijke wijze afsluiten. Er waren veel mooie momenten. Ik denk aan de avonden over de spiritualiteit van kloosterordes. Aan de aandacht voor oosterse orthodoxie, met o.a. de bijzondere Armeense gast met wie we een indrukwekkend nagesprek hadden over de Armeense genocide. En aan de middag met Huub Oosterhuis. In de zomermaanden blijven we elkaar op de zondagochtenden ontmoeten, met een ad hoc koor. En dan gaan we op weg naar een nieuw seizoen met als thema ‘Herstel het huis’. We zullen nog intensiever met onze toekomst bezig zijn, na de pensionering van pastor Coen van Loon.

 

  1. Er is alle reden om samen op weg te blijven gaan, in dit leerhuis waar we ons telkens weer kunnen laven aan de Bron en elkaar kunnen inspireren. Door Hem gezonden, gezonden naar elkaar. In verbinding. Horend God’s woord, wetend van Zijn liefde. Hij die er is voor ons. Laten wij er voor elkaar zijn.

 

Amen

 

OVERWEGING FRANK DE HAAS – 15 JULI

Amos 7, 12-15 / Marcus 6, 7-13

Beste medeparochianen,

1.

In de lezingen van de laatste weken worden opvallend vaak mannen belast met een bijzondere opdracht. Dat is duidelijk een rode draad. Steeds worden mannen op weg gestuurd. Ze worden gezonden.

Ook in de beide lezingen van vandaag is dat het geval.

2.

In de eerste lezing, uit het Oude Testament, wordt Amos toegesproken. Hij wordt een ziener genoemd. Dat is feitelijk hetzelfde als een profeet. Hij wordt op pad gestuurd naar Juda, daar moet hij gaan profeteren. Amos moet weg uit Betel. Hij wordt naar zijn eigen land teruggestuurd. Daar is hij niet blij mee. Amos protesteert. Hij zegt dat hij geen profeet is. Nee, want dat is zijn beroep niet. Hij doet heel wat anders: hij is namelijk veehoeder en vijgenkweker. Maar luisteren doet hij wel, want hij beseft dat het de Heer is die heeft ingegrepen. Aan een opdracht van de Heer kun je niet voorbijgaan. De Heer draagt Amos een compleet ander leven op. “Trek als profeet naar mijn volk Israël”.

3.

Wat weten we van Amos? In elk geval dit: dat hij gehoorzaamde, dat hij gehoor gaf aan de oproep van de Heer en zich nadrukkelijk uitsprak: weg met de uitbuiting van de armen, weg met de luxe van de rijken, én weg met de schijnheilige eredienst. Hij heeft de opdracht aanvaard, al betekent die dan wel een enorme breuk met zijn leven tot dan toe. Zo is ook dit dus weer een verhaal – zoals zo vaak – van uitgezonden worden en aan de slag gaan met dat wat de Heer je opdraagt.

4.

Net als Amos worden, in het evangelie van vandaag, de leerlingen van Jezus uitgezonden. En we lezen: met bijna geen bagage. Slechts met een stok. Zij krijgen wel instructies mee ten aanzien van schoeisel en kleding. En ten aanzien van  het bezoeken van mensen, voor als zij wel of als zij niet welkom zijn. Hun opdracht is: prediken dat mensen zich moeten bekeren. En zij moeten duivels uitdrijven, zieken zalven en zieken genezen.

5.

In deze tweede lezing wordt een bijzonder accent aangebracht. Zij krijgen te horen: laat alles achter! Dat is nogal wat. Dat is radicaal. Dat is het helemaal  omgooien van je leven, met achterlating niet alleen van het materiële, maar ook van je dierbaren en vrienden. Zij moeten hetzelfde doen als wat Jezus deed. Alles achterlaten. Alles loslaten, kun je ook zeggen.

Relevant voor beide lezingen is deze vraag: wat heeft God met jou voor? Hij bepaalt jouw leven. Jij kiest niet, maar Hij kiest voor jou.

Als wij dat laatste op onszelf betrekken, als wij worden geroepen: ervaren wij dan ook dat het de Heer is die ons roept? Als je bijvoorbeeld actief bent binnen de Kerk – en daar voldoening uit haalt –  kun je je de vraag stellen: hoe is dat voor mij,  word ik daarbij door Hem gezonden? En misschien komt bij ons dan dezelfde twijfel op die Amos had: kan ik dit wel?

Maar dan is dit heel belangrijk: het gaat niet om je expertise, om je kwaliteiten en vaardigheden. Het gaat erom of wij ons kunnen toevertrouwen aan God. Dat is de kernvraag. In het Onze Vader bidden we: Uw wil geschiede…

7.

Dit is toch heel boeiend: laat alles los. Voor de leerlingen: alleen die stok mag je meenemen. De uitleg die ik hierover las is de volgende: die stok, dat is God’s Woord. Dat neem je mee. En daarin ligt de steun die Hij je geeft. Voor bijvoorbeeld herders in het veld is die stok heel essentieel. Niet alleen omdat zij er letterlijk op kunnen leunen. De herders gooiden hun stok op. De richting waarin de stok wijst,  dat is de richting waarin zij met hun schapen gaan. En dan is dit een prachtig beeld: zoals de stok voor de herders de richting aanwijst, zo doet de Tora, de Joodse bijbel, dat voor allen die de Tora lezen en er lering uit willen trekken: die Tora geeft richting aan je leven.

8.

Over dat loslaten en gezonden worden wil ik nog wat verder doordenken. Het wordt ons niet eenvoudig gemaakt. Loslaten – ieder van ons kent dat vast uit eigen ervaring – is vaak het beste wat we kunnen doen, maar even zo vaak valt dat bepaald niet mee. Durven we onszelf, ons leven toe te vertrouwen aan, in handen te leggen van Hem die is: onze hoeder? Hij gaat met ons mee. Ook hier ligt weer een link met de lezingen van vorige zondagen. Over vertrouwen ging het ook in de overweging van mijn broer. Kunnen én durven vertrouwen op God’s leiding. De leerlingen worden twee aan twee uitgezonden, dus samen. Ze kunnen dus steun aan elkaar hebben. Dan gaat het erom: maak Zijn liefde waar.

9.

Alles loslaten: mogen we dat ook zo lezen: dat we ons niet langer laten leiden en ons leven niet langer laten domineren door zaken die er niet toe doen? Materiële zaken. Bezit. Het stoffelijke. Is het niet-stoffelijke niet veel belangrijker? Daarover wat verder mijmerend, als u me toestaat. Stap op elkaar af. Benader elkander met die boodschap van liefde. Zoek echt contact, een echte ontmoeting met de ander. Als we alle overbodige ballast overboord zetten, dus loslaten, dan ontstaat er ruimte om werkelijk mens voor elkaar te zijn.  Dan delen we ons leven met anderen. Dan kun je kameraadschap beleven. Samen optrekken. De ander raken. De ander aanraken. Dan is er een echte ontmoeting. Dan is er synergie tussen mensen.

10.

Ieder van ons kent, denk ik, wel deze ervaring bij het verlies van een dierbare: dat zoveel zaken ineens zo onbelangrijk worden, zo betrekkelijk. Dan voel je aan den lijve dat zoveel er volstrekt niet toe doet. Maar dat het gaat om jou en je medemens. Jij en de ander. Om vriendschap. Om liefde. En je beseft weer hoe belangrijk het is om aandacht te krijgen en  aandacht te geven. Het is niet nieuw, niet spectaculair, het is wel essentieel: de aandacht voor de ander. De aandacht die jezelf ervaart.

11.

Aandacht is het begin van elk waardevol contact tussen mensen. Staat aan de voet van een ontmoeting die je optilt. Waarin je oprechte betrokkenheid en verbondenheid ervaart. Als we nadenken over loslaten, over achterlaten wat er niet toe doet, raken we zo, denk ik – voorzichtig – aan de kern. Het vraagt erom dat we bewegen naar elkaar toe. Dat zal de leerlingen ook meegegeven zijn toen zij op weg gestuurd werden.  We kunnen daar ook andere woorden voor gebruiken. Elkaar een naam geven. De ander erkennen en herkennen in zijn mens-zijn. En, daarop doelde ik in mijn openingswoord, elkaar bevestigen. Jij mag er zijn, jij bent de moeite waard.

12.

Ik wil eindigen met een citaat van Anna Terruwe. Het komt uit een boekje van haar uit 1972: Geef mij je hand…over bevestiging, sleutel van menselijk geluk. Ze besluit dit kleine boekje, slechts 59 pagina’s – waarin zij dat begrip bevestiging heeft geïntroduceerd -als volgt. Ze spreekt haar lezers aan, met wie ze middels dit boek in contact staat. Het klinkt als een levensmotto. Sommige woorden en begrippen lijken voor ons wat uit de tijd; maar ze werden dan ook al bijna 50 jaar geleden opgeschreven.

“Dit is mijn verwachting voor u en voor mijzelf: de wil om te bloeien. De wil om te bloeien in een geopend-zijn naar elkaar, in klein en groot klimaat, op straat en in huis, in ons eigen land en in de internationale betrekkingen, tussen de zogenaamde welvaartsmaatschappij en de onderontwikkelde gebieden, op sociaal, economisch en politiek gebied, in de verhoudingen tussen alle godsdiensten en kerkgemeenschappen op deze aarde, in de verhouding tussen de generaties en tussen de rassen: opdat wij elkaar het aanzijn schenken in de Geest die het aanschijn der aarde vernieuwt. Met deze verwachting moge ik aan u schenken de bevestiging van mijn spreken en moge ik van u verwachten de bevestiging van uw luisteren, opdat er een harmonie moge zijn tussen u en mij in denken en invoelen”.

Amen

 

OVERWEGING FRANK DE HAAS – 19 AUGUSTUS 2018

Eerste lezing: Spreuken 9, 1-6 / Evangelielezing: Joh 6, 51-58

 

1.

De eerste lezing van vandaag handelt over de wijsheid. Dat vind ik altijd een mooi thema. We houden van wijsheid. Wijze mensen worden – meestal – gewaardeerd. Wijsheid kan de wereld, kan ons verder helpen. Minder houden we van eigenwijsheid. Zeker als dat een eigenwijsheid is die doorslaat. Wijze mensen kunnen ons sturen. Kunnen voorgaan in zaken die moeten worden aangepakt. Ik denk dat we niet zonder kunnen. In de lezing wordt de wijsheid als persoon voorgesteld die allerlei acties onderneemt. De wijsheid nodigt bijvoorbeeld uit tot bezinning. En we lezen over brood. We lezen over wijn. Dat komt in het evangelie terug. ‘U zult leven’, staat er in vers 6. En we worden aangespoord: ‘bewandel de weg der wijsheid’.

2.

Ook in het evangelie lezen we dus over brood en wijn. Hier worden wij aangespoord om van het levende brood te eten. Een geweldige belofte wordt ons dan gedaan: leven in eeuwigheid. Neem het vlees en het bloed van Jezus tot je, je hebt het nodig om het leven in je te hebben. En als je dat doet, dan heb je dat eeuwige leven. Je hoort dan tot de uitverkorenen. Hij blijft in jou en jij blijft daarmee in hem. Het gaat dus om leven door Hem. En in het afsluitende vers 58 staat nog eens: ‘wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven’.

3.

Mooi zijn deze overeenkomsten tussen de lezingen.  Dus brood en wijn. Lichaam en bloed van Christus. Het levende brood. Je kunt het zo zeggen: brood en wijn tot je nemen is de garantie op leven, voor altijd. En in de eerste lezing is er dan die essentiële toevoeging over de wijsheid. Mogen we het zo zeggen: de weg der wijsheid én de weg van brood en wijn gaan. Dat krijgen we mee. En dat is niet gering.

4.

Wat kunnen we nog meer zeggen over de eerste lezing? Het bijbelboek Spreuken lezen we niet zo dikwijls. Het is goed om te weten dat het niet gaat om  wijsheid in brede beschouwingen, in allerlei theorieën over het leven. Nee, wijsheid wordt hier nadrukkelijk verbonden met praktische levenservaring en met geloof. Hoe handelen wij op een goede manier? Hoe richten we ons leven op een correcte wijze in? Om zulke wijsheid gaat het dus. En, zoals ik al opmerkte, het is bijzonder dat de wijsheid als een persoon wordt beschreven. We lezen over een huis met 7 zuilen. We weten: 7 is een heilig getal. En dan denken we bijvoorbeeld aan de schepping die in 7 dagen werd voltooid. En aan de tempel waar een 7-armige kandelaar staat. Het brood is het woord God’s. Meer nog: Jezus is God’s vleesgeworden Woord. Hij staat voor God’s wijsheid en is geworden tot God’s mens.

5.

Wat kunnen we nog meer zeggen over het evangelie? De lezing van vandaag maakt deel uit van de zogenaamde ‘broodrede’ in Johannes. Brood en wijn, die zijn het vlees en bloed van Jezus. Zoals we vieren in de eucharistie. En zoals ook centraal staat in de woord- en communievieringen in onze kerk. Dat brood heeft een bijzondere betekenis, zie vers 51. Daar staat: ‘Het brood dat ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld’. Dat brood is dus ook en niet minder dan  Jezus’ liefde tot het uiterste. Hij die voor ons mens werd en voor ons is gestorven. Het nuttigen van Zijn lichaam en bloed kun je ook zo omschrijven: het is in geloof aanvaarden dat God’s woord in Jezus helemaál mens is geworden, tot en met zijn kruisdood. Hij en wij blijven voor eeuwig met elkaar verbonden. Die Eeuwige verbondenheid als definitie van het eeuwig leven.

6.

De thematiek uit de lezingen van vandaag raakt aan de kern van ons geloof en aan de kern van ons Kerkzijn, zoals dat op bijzondere wijze gestalte krijgt in de vieringen op de zondagochtend. In de liturgie. Ons wordt voorgehouden dat we door Zijn lichaam en bloed één zijn met de Heer, in een eeuwige verbondenheid. Wat een veelomvattende belofte. Wat zou daar nog bovenuit kunnen gaan? Die verbondenheid vieren we telkenmale in dat uur op de zondagochtend en natuurlijk ook op andere momenten. Daar wordt het leven telkens weer gevierd. De lezingen uit de bijbel, onze Bron, geven stof voor overdenking en overweging. Dat doen we in de dienst van het woord. En in de dienst van de tafel vieren we die verbondenheid met Hem en daarmee de verbondenheid met elkaar. Bij het breken en delen van het brood. Jezus is er voor ons en hij verbindt ons met Zijn Vader, hij wil ons brengen tot bij de Heer onze God.

Dat is toch buitengewoon. Hij neemt ons op in Zijn goddelijk leven. Het is goed als we ons dat weer realiseren.

7.

Hier ligt de basis van ons leven, van ons gelovig leven. Hier ligt wat ons drijft en stuurt in ons leven, wat ons richting geeft in ons dagelijks denken en handelen. Dat geeft de ontmoeting hier – en natuurlijk ook op andere momenten als we vierend of lerend bijeen zijn – zo’n enorm bijzondere waarde en glans. Dat is ook wat we nadrukkelijk met elkaar delen. Dat geloof is ons geschonken. Dat geloof is als een genade. Dat zouden we licht kunnen vergeten. Maar de lezingen van vanochtend halen ons weer eens bij die kerngedachten en -gevoelens van ons geloof, van ons katholiek / van ons christen zijn.

Spreken over geloof is niet altijd eenvoudig. Omdat het niet altijd simpel is om de juiste woorden te vinden. En spreken we dan ook de woorden die de ander verstaat? Het is misschien soms stamelen. En soms kunnen we misschien beter een groot dichter aan het woord laten die zich uitdrukt op een aansprekende manier, en zoveel beter weet uit te drukken wat wij wel denken en voelen. Het is belangrijk dat die woorden van geloof hier klinken. Maar zeker zo belangrijk is om met elkaar gesprekken over ons geloof aan te gaan. Gebleken is dat daar onder onze parochianen behoefte aan bestaat. Zulke geloofsgesprekken willen we in het nieuwe seizoen organiseren. Dat kunnen mooie en inspirerende ontmoetingen worden. Over zaken die ertoe doen. Die met de naaste toekomst van onze parochiegemeenschap van doen kunnen hebben. Ontmoetingen ter bezinning, met alle ruimte voor reflectie.

9.

Na dit uur gaan we weer heen. In vrede. We krijgen weer een duwtje mee om dagelijks te proberen te doen wat Hij ons voorleefde. Door die boodschap van vrede – de vredeswens voor elkaar is toch een van de allermooiste momenten in dit uur – verder te brengen, overal waar we komen, overal waar we iets voor de ander kunnen betekenen.

Die rijkdom van woorden wordt ons als we liturgie vieren telkens weer aangereikt. Wij mogen die als een geschenk aanvaarden. Als krachtbron voor ons dagelijks leven. Om te mijmeren over en te  ervaren wie God voor ons is. Om te ervaren wie wij voor elkaar zijn, of tenminste voor elkaar kúnnen zijn. Brood des levens. Wijsheid voor op ons levenspad. Laten we hier in stilte nog even over doordenken.

Amen

 

23/9 GA EN HERSTEL MIJN HUIS – OPENING NIEUW SEIZOEN

Onder het motto, Ga en herstel mijn huis, is op 23 september in de viering, waarin Coen van Loon voorging en Ari van Buuren preekte, het nieuwe parochieseizoen 2018/2019 geopend. “Ga en herstel mijn huis”,

de boodschap die Franciscus van God in een droom ontving aan het begin van zijn loopbaan, is het motto voor ons samenwerkingsverband in het nieuwe kerkelijk jaar, een motto dat zeker in deze tijd zeer actueel is.

In plaats van een eerste lezing waren er vier sprekers uit parochie en samenwerkingsverband, die in het kort uiteenzetten waar zij zich binnen de kerk mee bezig houden.

De eerste spreekster was Erika van Hove, binnen de pastoraatsgroep samen met Agnes Skot verantwoordelijk voor (het opzetten van) het kinderpastoraat.

Zij vertelde ons:

Bijna twee jaar geleden kwam binnen de Pastoraatsgroep de wens naar voren om opnieuw de Kindernevendienst te starten.

En om andere activiteiten voor kinderen en hun ouders te ontwikkelen en aan te bieden. 

Voor ons begint alles met de onvoorwaardelijke liefde die God voor ons heeft, en wij voor God. Die Liefde is de bron.

We willen tonen, hoe mooi onze kerk en haar tradities zijn.

Als buitenlanders weten wij heel goed, hoe belangrijk het is om de taal van je gemeenschap te kunnen spreken en begrijpen.

Het is niet altijd makkelijk voor een kind om te begrijpen wat het in de Mis verteld wordt.

Ons doel is om de verhalen zó aan de kleintjes te vertellen, dat zij het zelf ervaren en begrijpen.

Wij willen graag dat ze zich hier thuis voelen.

En dat de kerk en het geloof een veilige haven voor hen zijn en blijven, ook als ze ouder worden.  

Wij houden nu 2x per maand Kindernevendienst.

Kent u de Kinderhoek?

Die is achterin de kerk ingericht in de Doopkapel.

Ouders kunnen daar gezellig met hun kleine kinderen de Dienst volgen.

Elly Woortmeijer heeft het initiatief genomen voor avonden met jonge ouders. Op die avonden praten we vrijuit over hoe mooi en moeilijk geloven soms is, en hoe we het door kunnen geven. 

Ouders mèt hun kinderen zijn welkom in de Hofkerk.

Dààr gaat het ons om!

Na Agnes sprak Paul Proost namens het samenwerkingsverband:

Heeft u zich, net als ik, de afgelopen weken ongemakkelijk gevoeld als het op een verjaardag over de katholiek kerk ging?

Ziet u ook dat uw parochie vergrijst?

Juist daarom heeft het Samenwerkingsverband Clara en Franciscus als jaarthema gekozen: “Ga en herstel mijn huis”. Omdat wij geloven in een toekomst voor de katholieke kerk hier in Oost en Zuidoost.

Er is een activiteitenprogramma opgesteld o.a. met

  • gespreksavonden, 
  • bibliodrama: “Bijbelverhalen in beweging” 
  • en een bezoek aan het Catharijne Convent, de tentoonstelling: Ervaar de kracht van relieken

Samen met de locatiebesturen wordt een werkplan opbouw 2018 – 2024 opgesteld.

Thema’s in dit werkplan zijn:

  • Continuïteit liturgisch rooster, met o.a. als doel: op elke locatie 1 x per 14 dagen een Eucharistieviering, naast Woord- en Communievieringen en Gebedsvieringen 
  • Continuïteit in pastorale zorg en diaconie. O.a. bezoekwerk en het opleiden van leken tot gekwalificeerde vrijwilligers 
  • Onderhoud en gebruik van de kerkgebouwen 
  • Financiën 
  • Bemensing van de besturen

Een ambitieus programma voor het komend jaar waarbij uw deelname en ondersteuning van doorslaggevend belang zijn.

Na Paul Proost kwamen Vincent Tenzer (jongeren). Hij vertelde over de activiteiten die jongeren in de Hofkerk willen ontwikkelen.

Mijn naam is Vincent, ik woon met mijn twee broers op het Hof hof nummer 88. Al enige tijd liepen wij rond met de vraag wat jongeren kunnen toevoegen aan het geheel in deze kerk. Dit heeft ertoe geleid dat we aansloten bij het toekomst beraad van de kerk. De vraag jongeren en de kerk bleek inderdaad actueel. Meerdere jongeren hebben zich aangesloten met hetzelfde vraagstuk en in een projectgroep zijn wij nu bezig met het ontwerpen van nieuwe plannen. Waarin wij de brug willen slaan tussen jongeren en de kerk. Wij merken in onze omgeving namelijk dat de behoefte aan spiritualiteit en zingeving bijna een soort basisbehoefte is van ook jongeren. Alleen jongeren zoeken het op andere manieren op. In kunst, cultuur, lezingen. Ook het gedeelte samenkomen missen wij als jongeren.

Er zijn twee verschillende plannen ontstaan die deze parochie moeten helpen bij het leggen van de link tussen jongeren en de kerk. We zijn erg vurig over deze plannen en zijn inmiddels op een punt gekomen dat we kunnen zeggen dat een deel van het plan al succesvol is. In november organiseren wij vanuit deze projectgroep, met hulp van Paradiso Amsterdam twee avonden op deze locatie. Een lezing met neuropsycholoog Erik Scherder en een avond met Archie Shepp. Een Amerikaanse jazz saxofonist. We merken dat erg veel jongeren betrokken zijn en dat wij deze jongeren met open armen willen ontvangen.

Bedankt dat ik in het kort even mag vertellen over de plannen.  En uiteraard bedankt dat de Hofkerk zo openstaat om het verhaal, de wensen en behoefte van jongeren zo goed aan te horen.

Tenslotte sprak Frank de Haas namens de pastoraatsgroep.

De Pastoraatsgroep heeft komend seizoen weer een volle agenda. 
Het is belangrijk de moed erin te houden. 
Met elkaar, én met anderen, ook buiten de kerk.
Ontwikkelingen in onze parochie èn de Wereldkerk stemmen niet altijd optimistisch. 
Kerkbezoek loopt terug. Ons vrijwilligers-kader wordt erg belast. 
Alsmaar is het seksuele misbruik-schandaal in het nieuws.
Mààr: met nieuw élan wil de PG enthousiast werken aan het vitaal houden van onze gemeenschap. Samen met u. 
Laten we onze inspiratie op peil houden. En goede keuzes maken!

Als PG houden we ons bezig met inhoudelijke zaken rond liturgie en pastoraat. 
Wat vraagt zoal aandacht? Enkele punten:

  • goede kwaliteit van onze zondagse vieringen
  • uitwerking van het Jaarthema voor heel Clara & Franciscus: ‘Ga en herstel mijn huis’
  • in de vastentijd zetten we onze traditie van gastsprekers voort – deze keer uitsluitend vrouwen
  • twee Vespervieringen: intieme vieringen rond een inspirerend thema
  • de maandelijkse filmclub begint zijn 7e seizoen
  • meer activiteiten rond kinderen en jongeren
  • we willen geloofsgesprekken gaan organiseren
  • Liturgie blijft voor de PG belangrijk; maar ook, in brede zin: zorg voor de medemens, dichtbij en verder weg
  • meer aandacht voor goede communicatie; we hebben een mooie website en de Nieuwsbrief. Aandacht voor elkaar is zo belangrijk. Spreekt u ons aub meer aan! Reageer en denk mee!

Alleen zo, met elkaar kunnen we bouwen aan een goede en inspirerende gemeenschap, in samenwerking met andere kerken en instanties.

 

 

 

OVERWEGING FRANK DE HAAS – 14 OKTOBER

viering met Meerklank

Wijsheid 7, 7-11 / Marcus 10, 17-27

Beste mede parochianen,

 

De eerste lezing van vandaag is genomen uit het boek Wijsheid. We lezen dat niet zo vaak. Dat is eigenlijk wel jammer, want er staan behartenswaardige dingen in. Ik denk ook dat het geen kwaad kan om ons met ‘wijsheid’ bezig te houden.  De wereld heeft wijsheid hard nodig! Zie hoe in deze lezing, in de verzen 8 t/m 10,  de wijsheid hoog geprezen wordt. Boven scepters en tronen, ver boven rijkdom, boven de kostbaarste steen, boven goud en zilver, zelfs boven gezondheid, boven schoonheid en boven het licht. Dat is nogal wat! Het is spijtig dat de lezing vandaag  maar zo kort is. De verzen 22 en 23 zijn prachtig. In de wijsheid is een geest…en dan komt het…ik laat het horen…’die verstandig is, heilig, enig, veelzijdig, subtiel, beweeglijk, doordringend, smetteloos, helder, onkwetsbaar, bedacht op het goede, scherpzinnig, onweerstaanbaar, weldadig, menslievend, standvastig, onwankelbaar, onbekommerd, alles vermogend, alles overziend, alle geesten doordringend…’ En zo zou ik nog verder kunnen gaan…

2.

De tweede lezing van vandaag is een bekende. Simpel gezegd draait deze om de vraag : hoe kom ik in de hemel? Jezus wordt aangesproken als Goede Meester. Jezus’ reactie is dan verrassend: Niemand is goed dan God alleen. Om in de hemel te komen, moet je de geboden onderhouden. Daar kunnen we ons iets bij voorstellen. Maar dat is nog lang niet genoeg. Want wat zegt Jezus in vers 21 tegen de steller van de vraag: ‘Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om mij te volgen’. De lezing maakt overduidelijk dat het bepaald geen eenvoudige opgave is om toegelaten te worden tot de hemel. Ook tot verbijstering van Jezus’ leerlingen. God bepaalt wie er worden toegelaten. In vers 29 (staat niet in uw boekje) wordt nog eens scherp aangegeven wat er van ons verwacht wordt: geef huis, broers, zusters, moeder, kinderen of akkers prijs. En dan nog wacht je geen eenvoudig leven.

3.

Laat ik op de evangelielezing wat verder ingaan. Waarin Jezus in gesprek raakt met die rijke jongeling. Die zijn leven zo op het eerste gezicht aardig op de rails lijkt te hebben. Maar die met een behoorlijk fundamentele vraag komt, die hem kennelijk zeer bezighoudt: als ik in aanmerking wil komen voor het eeuwige leven, wat moet ik er dan voor doen? We zien dat Jezus deze jonge vent serieus neemt. En hij is ook duidelijk: mocht de man denken dat hij op een makkelijke manier, via een soort van sluiproute, in de hemel kan komen, dan komt hij bedrogen uit. Voor deze man is er geen andere weg dan voor alle andere mensen. Kijk eerst nog maar eens goed in de bijbel, krijgt hij te horen. Die is richtinggevend. En kijk dan vooral naar de regels, naar de tien geboden die je hebt te onderhouden. De rijke jongeling is eigenlijk wat ontdaan over Jezus’ antwoord: ik heb toch altijd een keurig en oppassend leven geleid? Maar er is meer wat hij zal moeten doen. Hij moet radicale keuzes maken. Sta alles wat je hebt af aan de armen. Durf alles los te laten. Alles wat je bezit. Dat is lastig! Moeilijker zelfs dan dat een kameel door het oog van een naald kruipt. Onmogelijk dus, ben je geneigd te zeggen.

4.

Moeten we, kunnen we zeggen dat die rijke man misschien wel bezeten is door zijn eigen bezit? Dat mag wellicht zo zijn, maar Jezus neemt de tijd om hem goed te woord te staan. Er staat zelfs dat Jezus hem liefdevol aankijkt. Hij ziet dat de man worstelt met deze voor hem essentiële vraag. Met deze existentiële vraag. De jongeling wil een leven met inhoud, hij wil een waarachtig leven, met hart en ziel. En omdat Jezus ziet dat het de man menens is, geeft hij aan wat de weg is: alles loslaten, alles achterlaten. Want zo kan zijn geloof zijn leven veranderen. Dan wordt het een leven met diepgang, een leven daadwerkelijk gericht naar God, voor het aangezicht van God.

Deze lezing roept bij ons, eenvoudige gelovigen, altijd verwarring op. Als we in de hemel willen komen, als er voor ons een eeuwig leven mogelijk is, moeten we dan echt zo’n ingrijpende en radicale stap zetten? Misschien, lijkt mij, zit het grootste probleem hem niet in het loslaten van een behoorlijk comfortabel leven. Maar afscheid nemen van je dierbaren? Dat gaat heel ver. Toen ik ging zoeken naar een antwoord, las ik ergens het volgende. Zulke woorden worden vaker in de bijbel gebruikt. Als stijlfiguur. Met opzet wordt hier een prikkelende overdrijving gegeven, bedoeld om de zaak zo scherp en helder mogelijk te beschrijven. Er is nog een heel bekend voorbeeld van zo’n overdrijving. ‘Als je rechteroog je op het verkeerde pad brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Als je rechterhand je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af en werp hem weg’. Laten we eerlijk zijn: niemand van ons gelooft toch dat Jezus zulke bizarre daden echt van ons verlangt.

6.

Maar het gaat er wel om dat je iets in je leven daadwerkelijk verandert. Als je daar echt een goed leven van wilt maken, en een leven met perspectief. Wil je echt iets willen ervaren van wat je een eeuwig leven kunt noemen, wil je iets meemaken wat op de hemel lijkt, dan móet je keuzes maken. Dan móet je volgens de bijbel allerlei uiterlijks, allerlei oppervlakkig gedrag overboord zetten. Dan moet je een bestaan opbouwen dat veel meer is dan het naleven van een hele serie regels en voorschriften. Dan moet je proberen om bij de kern te komen. Dat is: God bovenal liefhebben en je naaste liefhebben als jezelf!

7.

En daarmee zijn we echt bij het punt waar het in de bijbel, en waar het in ons geloof en in ons leven, in wezen om gaat. Dat is toch de opdracht die je eigenlijk uit de hele bijbel kunt halen en waar we, welk thema voor een viering we ook kiezen, altijd weer bij uitkomen. Het is wat de bijbel ons te zeggen heeft. En ook in onze andere  teksten, van gebeden en liederen, is dat toch altijd de essentie. Zoals het koor zo mooi in het openingslied zong:

‘Wereld, stop het dralen, want je naaste schreeuwt om jou’. En:

‘Vader, geef ons vertrouwen om de wereld te herbouwen.

Mensen, handen uit de mouwen, want je naaste schreeuwt om jou’.

 

En hoe mooi is dat! Zo’n leven, van liefde voor God en je naaste, dat proberen we te realiseren als we zeggen dat we Hem volgen. Dat we zijn Weg willen gaan, in Zijn voetsporen willen treden. Daarvoor doen we ons best. Maar we weten ook dat het niet simpel is…

In de tussenzang zongen we:

‘En Hij zegt ook ons: ga met mij mee, verlaat je starre houding.

Geloof in mij, ik zal er ook zijn. ’t Is geen gemakkelijke weg’.

8.

Daar zijn we ons maar al te zeer van bewust. In ons persoonlijke leven. En hier, in onze ontmoetingen in de geloofsgemeenschap van de Martelaren, de Hofkerk. Hoe loopt hier het pad naar de toekomst?  Welke ‘voeding’ krijgen we hier, als we in de liturgie bijeenkomen? Hoe kunnen we elkaar daarbij bemoedigen en inspireren? Hoe houden we de hoop levend? En hoe wijs zijn wij? Laten we elkaar vasthouden. Laten we het samen doen. In vertrouwen op God en op elkaar.

In het lied na deze overweging klinken deze woorden:

‘Wat is mijn pad? Waar moet ik heen? U weet de weg, wij allen één.

U gaat ons voor, waar wij ook gaan.

U bent het licht, een nieuwe morgen breekt aan’.

Laten we zo dadelijk eerst even stil zijn.

Amen

 

OVERWEGING BOB MICHELS – 28 OKTOBER

  Jer. 31;7-9   Marcus 10;46-62

 

Beste medeparochianen.

In de eerste lezing horen we hoe Jeremia vol geloof het volk van Israël oproept Gods lof te verkondigen omdat hij, Jahwe, een God is die redding heeft gebracht aan zijn volk, zijn volk dat Hij niet verloren laat gaan. Een volk dat Hij, gehavend en geknecht als het is door de ballingschap, terugvoert naar het beloofde land. En niet alleen de sterken – zegt Jahwe –  voert hij terug, het land van Israël  binnen, nee expliciet worden de kwetsbaren genoemd, degenen die extra hulp nodig hebben, afhankelijk zijn  van de sterkeren én van Hem.

Deze oproep, deze verkondiging van Jeremia – ruim 600 jaar voor Christus – om vol te houden in het geloof in een God die zijn volk niet verloren laat gaan, maar thuis zal brengen, is ook een oproep gericht aan ons, in onze tijd, in onze wereld, hoe moeilijk dit geloven ook niet zelden kan zijn; ons geloof, waarin juist bij wellicht velen van ons twijfel is binnengeslopen – onze ballingschap – , wat ook de onderliggende oorzaken van die ontstane twijfel, onzekerheid, in het geloven mogen zijn.

Afgelopen week berichtte het CBS dat voor het eerst minder dan de helft van alle Nederlanders nog gelovig zou zijn – ofschoon er wel kritiek is op hoe dit geloven of niet-geloven was gedefinieerd en vastgesteld. Dat het Christelijk kerkbezoek fors terugloopt kan iedereen zien; maar het is te kortzichtig om deze teruggang alleen maar op het conto van verlies aan geloof te schrijven. Neemt niet weg dat de verkondiging van Jeremia, dat God ons thuis zal brengen uit onze ballingschap, nog net zo actueel is als eeuwen geleden.

Dankzij en van uit het geloof te kunnen zien, is denk ik de boodschap in de tweede lezing, het Evangelie van Marcus over de blinde bedelaar Bartimeüs. Bartimeüs die, in weerwil aanvankelijk van de omstanders, Jezus bleef smeken om medelijden met hem te hebben – die Jezus bleef smeken om hem te laten zien.

Hoe zouden we dit Evangelie kunnen vertalen naar onze tijd, naar onszelf en de maatschappij waarin wíj leven? Een maatschappij waar wij niet alleen deel van uitmaken, maar waar wij ook zélf mede vorm en invulling aan kunnen geven, of beter gezegd aan dienen te geven, maar anderzijds inherent door dit na te laten, ook mede verantwoordelijk zijn voor hoe de maatschappij er dan uit ziet.

Dankzij en van uit het geloof te kunnen zien is – zoals ik net zei – denk ik de boodschap van dit Evangelie; dat betekent naast geloven, kunnen geloven en naast zien, kunnen zien. Maar dat roept de vraag op wat met zien in deze wordt bedoeld én wat is dan niet-zien is. Confronteert het Evangelie ons feitelijk niet met de vraag in hoeverre wij – wellicht niet zelden – ziende blind zijn en niet zien dát wij ziende blind zijn?

Mag ik een verder volstrekt onschuldige vergelijking als voorbeeld nemen om dit te verduidelijken: Metro 54 in de ochtendspits van station Amstel richting Gein. Geen overschatting: Meer dan 90% van je medepassagiers is druk met zijn of haar iPhone – al dan niet met oordopjes in –  en staart met een nietszeggende blik vaag voor zich uit. Zij hebben hun ogen open, kijken, maar zien zij jou en de anderen in de metro aanwezig, zien zij wat er om hen heen gebeurt? Ik betwijfel wat zij registreren bij hun omzien.

Onschuldig zult u terecht zeggen, want onderweg je terugtrekken in een krant of boek is toch ook maar weinig anders? En wie wacht op een gesprek met een onbekende?                                                          Geheel mee eens. Maar anders wordt dat, is dat, als van ons als medemens wordt gevraagd, wordt verlangd, te zien wat er wezenlijk dichtbij, wat verder weg, of ver weg plaatsvindt, leeft, bestaat, geschiedt in de wereld, mét de wereld. Zien wij die mensen daar, gevraagd én ongevraagd, als onze médemensen? Zien wij hen: het individu, die persoon – dat kind, die vrouw, die man – , die bevolkingsgroep, die mensen in dat land? Zien wij onder hen het bestaan van ongelijkheid, de armoede, de onrechtvaardigheid, het geweld, de onderdrukking, of anderszins?

Zien wij hen écht, of zijn wij ziende blind, vertonen wij een soort leesblindheid? Komen de signalen van wat wij zien niet verder dan ons netvlies, vormen zij bij ons geen beeld? Of trachten wij de omstandigheden waarin, de problemen  waaronder zij leven, moeten leven en willen leven te ‘lezen’? Te doorgronden? Te beleven, zoals men bijvoorbeeld een gedicht, een schilderij, een muziekstuk en dergelijke ‘lezen’ kan?                                                                                                                                  En zien, ‘lezen’, wij evenzo ook de natuur om ons en hen heen en de aarde waarop wij, met al wat leeft, leven?

De volgende vraag is dan natuurlijk, wát áls wij iets zíén, wat kunnen en / of doen we er dan mee? Veel van waarmee wij worden geconfronteerd, zeker van verder weg, ligt voor de meesten van ons buiten ons bereik, buiten ons vermogen. Maar het zien, doorzien, in ons opnemen er van is al belangrijk, zo niet essentieel, want dat wat wij registreren en verwerken in onze geest, kunnen we op zijn minst al delen met anderen en aldus bereiken dat meerdere mensen het gaan zien en het meer gemeengoed wordt, waar anderen, organisaties of leiders mee aan de slag kunnen of zelfs moeten.

Maar ook eenvoudiger: een kaartje via Amnesty International, een kleine gift voor een hulporganisatie, de voedselbank, en ga zo maar door, er is voldoende wat wij zelf allemaal – hoe klein ogenschijnlijk ook, maar wél belangrijk – kunnen invullen. En ook in het directe contact met mensen in onze omgeving: gewoon een woord, een gebaar, wat aandacht; denk aan de viering van 16 september georganiseerd door het Diaconaal Platvorm Amsterdam Oost.

En zien we de natuur, onze aarde: Planten, dieren, water, lucht, de ozonlaag? Hoe duurzaam gaan wij dáár mee om? Hoe gaan we om met energie en de bronnen er van, met voedsel, met allerlei wel of niet zeldzame grondstoffen, of alle afval die we produceren?

Voor alles wat ik u geschetst heb: Zien is één, maar verliest zijn belang als wij de drempel – vaak eigenlijk niet meer dan een drempeltje – naar er iets mee doen, om wat voor reden dan ook, niet overgaan.

Bartimeüs de blinde bedelaar trok zich niets aan van de omstanders die hem trachtten tot zwijgen te brengen, maar volhardde met nog veel harder te roepen. Bartimeüs geloof in Jezus betekende de vervulling van zijn wens ‘Om te kunnen zien’.

Ik zou willen eindigen met de titel van het lied tijdens het Offertorium: Teach me, o Lord, om te kunnen zien en er naar te handelen.

 

OVERWEGING JANNEKE DE BRUIN – 9 DECEMBER

 

Bar.5;1-9   Lucas 3;1-6

Beste medeparochianen,

Soms duurt het even totdat het kwartje valt.

We kennen allemaal deze ervaring. Iemand vertelt ons iets, maar we zijn met onze gedachten ergens anders; de boodschap komt niet aan. We moeten het opnieuw horen.

Pas als we werkelijk goed luisteren, komt de boodschap aan.

Momenteel is er in Katowice, in Polen een Klimaatconferentie.

Voor deze conferentie en aanverwante vergaderingen zijn ongeveer 20.000 deelnemers uit 190 landen bijeen.

Onder hen zijn politici, vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties, wetenschappers en bedrijfsleiders.

Het doel is om maatregelen te treffen om de klimaat-veranderingen en het opwarmen van de aarde te verminderen.

Wij mensen hebben voorbereiding nodig om belangrijke boodschappen te kunnen ontvangen en deze om te zetten in handelen.

Zo heeft het volk van Israël en hebben wij het Oude Testament om voorbereid te worden op de komst van de Messias.

Tenslotte krijgt deze voorbereiding gestalte in Johannes de Doper

De profeet Baruch spreekt over de bevrijding van Israël: wèg van de vijand.

In vers 9 staat: ‘God leidt het jubelende Israël in zijn heerlijk licht’.

Jeruzalem wordt getroost. De bevrijdende God – dezelfde als die waar we naar uitzien bij de komst van het kind – brengt troost aan Jeruzalem. Zie hoe mooi Jeruzalem genoemd wordt: ‘Vrede door gerechtigheid’ en ‘Glorie door vroomheid’. (vers 4)

Heuglijke tijden breken voor het volk van Israël aan. Er komt een einde aan de ballingschap.

Zulke heuglijke tijden worden ook voorzegd in de evangelielezing van vandaag. Johannes gaat Jezus voor.

We zeggen ook wel: Johannes is de wegbereider van Jezus. Hij begon op te treden in heel de Jordaan-streek en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden.

De mensen werden tot bekering opgeroepen, lieten zich onderdompelen en hun zonden werden vergeven. Zo hoopten zij zich voor te bereiden op het Rijk van God.

Dit is dus een ander soort doopsel dan ‘ons’ doopsel waarmee we de dopeling verwelkomen in onze geloofsgemeenschap. De Heer is in aankomst, Zijn weg moet worden bereid.

En we weten: Hij kan en zal komen tot heil van de mensheid. Eenmaal vrij van zonden zullen de mensen Gods redding zien. Hij komt voor iedereen, niemand uitgezonderd. Ieder zal worden gered.

Maar, zoals we lazen, dat gaat niet vanzelf. Een stem roept van uit de woestijn.

Het vraagt om een verandering van gedrag.

Inzet voor  medemensen, een sobere levensstijl, trouw aan onze dierbaren, milieu-bewust zijn. Zijn wij bereid om uit onze comfort-zone te komen, een radicale herstart te maken?

Er wordt veel van ons gevraagd. Welke veranderingen willen we toestaan, waarvoor staan we open? Kunnen we het oude loslaten en het nieuwe toelaten?

Dàt is dus de vraag: kunnen we het oude loslaten en het nieuwe toelaten?

Bijvoorbeeld binnen ons Samenwerkingsverband Clara en Franciscus.

We willen daarbinnen veel meer samen gaan optrekken. Veel meer samenwerken. Daarvoor is het belangrijk dat we elkaar eerst goed leren kennen. Door gezamenlijke momenten te organiseren, door inspirerende ontmoetingen over en weer.

Mooi om naar uit te zien!

Met de komst van onze nieuwe pastor Marianus breekt ook een nieuwe tijd aan.

Laten we hem op zondag 16 december van harte verwelkomen. En samen met hem vormgeven aan een nieuwe tijd.

Je voorbereiden op een nieuwe tijd is dus niet iets wat je doet vanuit je luie stoel. Dat zou wel heel gemakkelijk zijn…

Er wordt een bijzondere geestesgesteldheid van ons verwacht.

We moeten ons openstellen voor het goede dat ons ten deel zal vallen.

We wachten op het Kind. Een kwetsbaar kind. Mooier kan ‘kwetsbaarheid’ eigenlijk niet verwoord en verbeeld worden.

Stel je open. Kijk met wakkere blik uit naar zijn komst.

Als je goed kijkt, zie je in die duisternis misschien al hoopgevende lichtpuntjes. Tekens van vernieuwing. Wees alert en waakzaam. Wacht zijn bevrijdende komst af, niet met je armen over elkaar, maar in een actieve houding. Wees aandachtig en zorg dat je op de komst van dat ‘groot licht’ voorbereid bent. ‘Bereidt de weg van de Heer’.

Met Kerstmis verwachten we de komst van het Kind: hoe welkom is dat in onze wereld?

We zullen dan lezen dat dat kind – kwetsbaar als het is – niet bepaald vriendelijk welkom wordt geheten. Het wordt geboren in een kribbe, in een stal. Dus in uiterst sobere omstandigheden. Armoedig.

Breekt er met de komst van dat kind een nieuwe tijd aan? Gaan we op weg naar een nieuwe wereld? Geloven we in een nieuw begin?

En wat betekent zo’n nieuw begin dan? Voor ons persoonlijk, voor onze eigen kring van mensen, voor de geloofsgemeenschap waar we deel van uitmaken. Is er echt een nieuw begin?

‘Blijf niet staren op wat vroeger was…’.

Laten we in deze geest uitzien naar het feest van het licht.

De ster die ons wijst naar Bethlehem. Wat een mooi vooruitzicht. Laten we dat doen met een open blik naar die nieuwe toekomst.. In vertrouwen en verbonden met elkaar.

Zo moge het zijn. Amen