Pastoraal woord 31 mei- Ari van Buuren

Het Pinkstert… – ter meditatie

Het is nog Pinkstertijd.

Onvergetelijk voor mij is, dat we Pinksteren 2005 afreisden voor een pelgrimage naar Lourdes. In m’n dagboek schreef ik erover.
Toen dacht ik aan de Heilige Geest – niet zozeer als een vlammend vuur, of als toppunt van begeestering.
Zo’n hoogtepunt valt ook niet te organiseren. De Geest van God is überhaupt onzichtbaar.
Ik ervaar de Geest nu niet als een laaiend vuur, maar als een dragende kracht.
Die Geest is de Adem, waarmee God ons doorademt en die ons dagdagelijks bezielt.

Op weg naar Lourdes las ik – in een prachtige vertaling door de dichter C. O. Jellema – teksten van de Duitse mysticus Johannes Tauler (1300-1361).

Tauler leefde in pandemie-tijden van pest en geweld.
In een soort Pinksterpreek over I Petrus 4,7 spreekt hij origineel over een  “hernieuwde in-geesting van de Heilige Geest op ieder ogenblik.“
Hij noemt het “honderdmaal beter dat de mens in zachtmoedigheid onder het dak van de goddelijke wil staat. Beter dan dat hij door met zijn deugden op een bloeiende, groenende, schitterende manier omhoog te reiken tot een grootsheid van gevoel komt, die hij veelvuldig zou willen ervaren. Want daarin verliest de mens zichzelf…“
Iets verderop noemt Tauler dit een “naar zichzelf teruggebogen-zijn waarmee de mens in al zijn doen en laten enkel zichzelf op het oog heeft“.

In Lourdes knielden we bij de bron, die op aanwijzing van Maria onder de handen van Bernadette Soubirous in 1858 is gaan stromen.
Het is een bron van goddelijke zachtmoedigheid. Zo’n bron is er eerder dan ons besef er van…

Laten we daarom bidden om nieuwe in-geesting van zachtmoedigheid in het hart en het gemoed van mensen.
Dat verduurt elke pandemie. Dat breekt ook racistisch geweld als in Minneapolis open.
Dan Pinkstert het opnieuw en stroomt die bron eindeloos.
Wij zijn deel van die voort- en doorgaande beweging van Jeruzalem naar Lourdes naar Amsterdam-Oost naar….

Kom Schepper, Geest Jij,
die wonden heelt,
kom in ons bestaan.
Wij loven je om
de wind die waait,
de trom die klinkt,
wij loven je
om de vrede die verstilt.

naar een lied van de Lakota-Indianen

Ari van Buuren