Psalmen

 

Psalmen zijn duizenden jaren oud en horen tot de top van de wereldliteratuur. Ze worden dagelijks gebeden en gezongen in kloosters, abdijen en kerken. Er zijn honderden verschillende vertalingen van gemaakt, ze zijn er op rijm, dicht bij de grondtekst of in een vrije expressie. En er zijn er veel meer dan de 150 die in de canon van de christelijke kerken terecht zijn gekomen.

Wat zorgt ervoor dat deze oeroude gebeden, gedichten, gezangen, na zoveel eeuwen nog steeds worden gebeden en nog zo verrassend actueel zijn? Waarom willen we er in 2020 met hulp van drie gastsprekers eigenlijk zoveel aandacht aan besteden?

 

De psalmen behandelen belangrijke thema’s: schepping, uittocht, woestijn, ballingschap. Ze zijn voor een groot deel ontstaan in de tijd, waarin het Joodse volk weer eens in een ballingschap was weggevoerd. Naar Assyrië, naar Babylon, weg uit hun geliefde Jeruzalem. De dichters brengen alle bijbehorende emoties naar voren: woede, vertwijfeling, berusting, hoop. Maar ook, als een ballingschap weer ten einde loopt: dank, blijdschap, een lofzang op de Eeuwige! Psalmen spelen in de Joodse geschiedenis, maar ze zijn geen geschiedenis; ze zijn de emotie en de beleving van de geschiedenis. En deze beleving vervatten de dichters in gebeden, waarin ze de Levende confronteren met hun vreugde en geloof, maar ook met hun verontwaardiging, twijfel en onrecht dat hen is aangedaan.

 

Tussen 200 en 150 voor Christus heeft het boek der Psalmen zijn definitieve vorm gekregen. De volgorde van de psalmen is niet willekeurig. Zo zijn psalmen soms op onderwerp gerangschikt, dan weer zijn er psalmen uit verschillende tijdvakken bij elkaar gezet om elkaar te versterken en aan te vullen.

Psalm 1 fungeert als voorwoord en psalm 150 is het jubelende slotlied. Psalm 1 leert ons hoe je de weg door het leven moet gaan: houd je aan de Thora, doe recht aan de arme, de weduwe, de wees. Dáár gaat het om. En psalm 2 belooft een gezalfde, de Messias, iemand naar wie we uitkijken in een roerige wereld.

Daarna zijn er dankpsalmen, boetepsalmen en klaagpsalmen. Maar bijna altijd zijn meerdere van deze elementen in één psalm aanwezig. En steeds wordt je op een of andere manier geconfronteerd met de vraag: Waarom gaat het slechte mensen zo vaak goed, terwijl de rechtvaardige het moeilijk heeft? Die God, die heeft gezegd: Ik zal er zijn! Is die er eigenlijk wel, bestaat die wel? En zo ja, waar is hij dan? Psalmen zijn openhartig, confronterend soms. Dan vervloekt de dichter de slechterik en wenst hem dood of erger. Soms vervloekt de dichter God, of zichzelf. Niets menselijks is de psalmdichter vreemd. Maar ook stelt hij steeds, – of uiteindelijk – , zijn vertrouwen weer op de Levende, in de Eeuwige.

 

Psalmen zijn duizenden jaren oud, maar toch ook verrassend actueel. Alle thema’s die worden aangesneden kunnen worden vertaald naar onze tijd. Sommige dingen, haat, liefde, angst, wrok en woede, veranderen nooit. Ook nu zou je nog makkelijk honderden nieuwe psalmen kunnen schrijven. Huub Oosterhuis doet dat bijvoorbeeld in zijn boek “150 psalmen vrij”.

Je herkent de onderliggende psalm, toch zijn het nieuwe gedichten.

Gerard Swüste, de derde gastspreker, daagde de deelnemers aan een workshop die hij gaf over een aantal psalmen uit om zelf een nieuwe psalm te schrijven of een bestaande psalm te bewerken.

 

Vrij naar Psalm 10

 

Eeuwige, kijk naar de wereld om je heen. Waarom grijp je niet in? Doe iets!

Machthebbers  koesteren zich in hun macht. Ze gaan voor eigen gewin, trekken zich niets aan van armen en ontrechten. Geen rekening houden ze met de wereld om hen heen, de wereld van zwakke mensen, op de vlucht voor oorlog, geweld en honger.

De natuur wordt verpest, de aarde warmt op en het water stijgt. Straks lopen landen onder en zullen duizenden, miljoenen sterven. Het deert hen niet.

Zij denken in hun waan: niemand vraagt mij rekenschap. Mij gaat het goed. Wie doet me wat? Ik bouw muren om mijn land, hekken om mijn werelddeel. Ik hou de ontrechte buiten.

Niemand komt tegen hen in het geweer. Nee, veel mensen zijn het met hen eens. Ook zij gaan voor eigen gewin, want ze zijn rijk en willen dat blijven.

Ze denken bij zichzelf: wie doet me wat? Ach, er is geen God.

Sta op, Eeuwige, hef je hand, God, wie je ook bent, vergeet de verdrukten niet.

Zie toch de pijn en het verdriet, merk het op en weeg het in je hand. Op jou vertrouwen weerloze mensen, ontheemden, op de vlucht voor oorlog en armoede,  kom hun te hulp.

Breek de macht van de goddelozen, eis rekenschap en ban het kwade uit. Jij moet recht doen aan wezen en verdrukten! Geen mens mag hen nog uit het land verjagen!

 

Frans Woortmeijer