toespraak Marjolein Tiemens

Overweging 28 feb 2016, Amsterdam

‘Zijn’ of ‘nuttig zijn’?

Theologie en biologie

In de afgelopen maanden hielden de universiteiten open dagen. Mijn dochter is naar de opendag in Groningen geweest. Samen met haar oma, die biologie in Groningen heeft gestudeerd. Zij vond het dus erg leuk om met haar kleindochter mee te gaan. Ze zijn gaan kijken, bij de studies biologie en theologie. Nu zult u misschien denken, zo, zo dat zijn twee heel verschillende studies. En daar heeft u natuurlijk gelijk in, maar toch. Ik zie ook raakvlakken. Beiden studies houden zich immers bezig met het mysterie dat we leven noemen. Biologen vragen zich af hóe de aarde, het leven en de mens is ontstaan. De theologen vragen waartoe is de mens op Aarde. Twee verschillende benaderingswijzen die elkaar kunnen inspireren. En elkaar, naar mijn overtuiging, nodig hebben om verder te komen in het begrijpen van de wereld waarin we nu leven. Zodat we de Aarde met al haar bewoners weer enigszins kunnen herstellen.

Verwondering

Paus Franciscus heeft dit goed begrepen. In zijn encycliek Laudato Si gaan geloof en ecologie hand in hand. Hij noemt verwondering ten overstaan van de schepping een bron om als onderzoeker verder te kijken dan alleen maar meten en wegen.
Die verwondering ten overstaan van de schepping en van de natuur is natuurlijk niet alleen voor wetenschappers van belang, maar voor ons allemaal, voor u en voor mij. Ik geloof dat het één van de ingrediënten is voor de ecologische bekering waartoe de paus ons uitnodigt. Kinderen hebben die verwondering nog. Als je met kleine kinderen buiten loopt bekijken ze alles wat rondvliegt en rondkruipt. Misschien herinnert u zich ook nog wel de vreugde als een lieveheersbeestje op je hand kwam zitten. Je wilde dan dat die niet wegvloog. Maar dat deed die natuurlijk wel. Dan mocht je een wens doen. Op oudere leeftijd verdwijnt deze spontane, argeloze verwondering jammer genoeg. Daarom is het, denk ik, heel belangrijk om elkaar steeds weer de wonderen van de natuur te laten zien en ervaren. Mijn ouders deden dat tijdens wandelingen met ons kinderen en doen dat nu met de kleinkinderen. Zo lieten ze afgelopen zomer op Schiermonnikoog zien hoe vernuftig de gerande schijnspurrie het zeewater tijdens de vloed weerstaat. Dit bloemetje groeit langs de slenken op de kwelder. Als het water stijgt, beschermt het plantje zijn stamper en meeldraden door de paars-roze bloemblaadjes dicht te klappen en een luchtbelletje mee te nemen onder water. Zodra het bloempje weer boven water komt, klappen de blaadjes weer open en de stamper en de meeldraden zijn droog gebleven. Dit kun je zien gebeuren door zelf een bloemetje onder water te houden. De natuur wordt in de encycliek een onophoudelijke bron van verwondering en eerbied genoemd. Een voortdurende openbaring van het goddelijke (86); de plaats van Gods tegenwoordigheid. In ieder schepsel woont zijn levenmakende Geest (88).

Natuurwetten

De Bijbel vertelt ons dat de Aarde een gave van God is. De mens is geroepen om de Aarde, te bewerken en te behoeden. Dat houdt een relatie in van verantwoordelijke wederkerigheid tussen mens en natuur, zegt de paus. Deze verantwoordelijkheid ten opzichte van de aarde houdt in dat de mens de natuurwetten eerbiedigt (68). Het is dan natuurlijk wel handig om iets te weten en te begrijpen van die natuurwetten. En dat kunnen we leren van de ecologie. De ecologie bestudeert de relaties tussen levende organismen en de omgeving waarin zij leven. Samenhang is daarin een sleutelbegrip. Alles hangt met alles samen. De paus komt er in zijn encycliek steeds op terug. Dat alles met alles samenhangt betekent dat alles wat je doet effect heeft om de omgeving, niet alleen dichtbij maar ook ver weg. Het heeft effect op het leven van andere mensen, planten en dieren. Samenhang betekent ook dat we niet alléén onze weg moeten gaan, maar samen. Samenhang betekent ook onderlinge afhankelijkheid.

Onderlinge afhankelijkheid

“De onderlinge afhankelijkheid van de schepselen is door God gewild. De zon en de maan, de ceder en het bloempje, de adelaar en de mus; het schouwspel van hun oneindige verscheidenheid en ongelijkheid betekent dat geen enkel schepsel aan zich zelf genoeg heeft. Ze bestaan slechts in onderlinge afhankelijkheid, om elkaar wederzijds aan te vullen ten dienste van elkaar.” (86) Vindt u dit niet prachtig? Oneindige verscheidenheid en ongelijkheid, ofwel biodiversiteit. In onderlinge afhankelijkheid, om elkaar wederzijds aan te vullen, of wel relaties tussen organismen. In deze tekst uit de catechismus zijn geloof en biologie volledig met elkaar verweven.
Geen enkel schepsel heeft genoeg aan zich zelf, maar, “Ieder schepsel heeft op zich zijn eigen goedheid en volmaaktheid. De verschillende schepselen weerspiegelen op hun eigen wijze de oneindige wijsheid en goedheid van God. Daarom moet de mens de eigen goedheid van elk schepsel respecteren om een ‘ongeordend’ gebruik van de dingen te vermijden.” (69)

Eigenwaarde en instrumentele waarde

Als we nu met dit in ons achterhoofd kijken naar de vijgenboom in het evangelieverhaal. Wat zien we dan? Dan zien we een prachtige boom die boven de wijnstokken uitsteekt. Een boom die diep wortelt in de Aarde en in samenhang met de omgeving leeft. Een boom met grote bladeren waarin vogels kunnen nestelen en schuilen tegen de regen en waaronder een vermoeide reiziger in de schaduw kan uitrusten. We zien een boom die de oneindige wijsheid en goedheid van God weerspiegelt.
Maar wat als we met de ogen van de eigenaar van de wijngaard kijken? Dan zien we een boom die geen vrucht draagt. Een boom die niets oplevert en alleen maar dure grond in beslag neemt. Zo’n boom heeft geen nut. Zo’n boom moet worden omgehakt.
Laten we nu eens eerlijk naar ons zelf kijken. Is het niet zo, dat wij zelf, u en ik, en zeker de maatschappij, meestal kijken zoals de eigenaar? Zijn onze samenleving en het economisch bestel niet helemaal doortrokken van het feit dat alles nuttig moet zijn en geld moet opleveren? Dat de natuur volledig ten dienste staat van de mens? Ons hele denken en doen is gericht op nuttig zijn, en daarmee verliezen we de eigenwaarde van de natuur en onze medeschepselen, zelfs van onze medemensen, uit het oog. Denk alleen maar aan het kappen van het oerwoud, de overbevissing, sommige vormen van veehouderij of de mensonwaardige arbeidsomstandigheden zoals bijvoorbeeld in de mijnen.

‘Zijn’ en ‘nuttig zijn’

Het zal vanuit een dergelijke gedachte zijn dat Duitse bisschoppen hebben gezegd dat, met betrekking tot de andere schepselen, ‘het zijn’ prioriteit heeft boven ‘het nuttig zijn’. (69) Of met andere woorden, dat de eigenwaarde, de intrinsieke waarde boven de instrumentele waarde gaat. Het is het verschil tussen een bos ervaren als een prachtig stuk natuur en het een voorrecht vinden om daarin te mogen wandelen of het bos zien als louter een houtvoorraad.
Er wordt nu gewerkt aan een Atlas Natuurlijk Kapitaal. Daarin worden systeemdiensten van de natuur in kaart gebracht en wordt daar een waarde aan toegekend, een financiële waarde. Systeemdiensten zijn diensten die de natuur ons levert zoals bijvoorbeeld de duinen die ons beschermen tegen de zee en water zuiveren. Zo wordt de natuur steeds meer het economische vlak ingetrokken. In een krantenartikel over dit onderwerp werd dan ook terecht de vraag gesteld: Maar wat te doen met de intrinsieke waarde van de natuur en de lol die iemand beleeft aan een fietstochtje door de duinen?

Gebruiken, niet misbruiken

Betekent dan dat prioriteit stellen van ‘zijn’ boven ‘nuttig zijn’ dat we helemaal niet meer mogen ingrijpen in de natuur? Nee, dat wordt er niet mee bedoelt. De mens leeft al sinds mensenheugenis van wat de natuur te bieden heeft. Lang ging dat goed en had de mens gevoel voor de natuurlijke grenzen. Nu zijn we met onze technieken in staat de natuurlijke grenzen te overschrijden zonder dat het direct fout gaat. Met kunstmest kregen we hogere opbrengsten. Nu worden echter ook de nadelige effecten van kunstmest zichtbaar in de vorm van afnemende vruchtbaarheid van de bodem doordat het bodemleven vermindert. Prioriteit stellen van ‘zijn’ boven ‘nuttig zijn’ betekent dat we op zoek moeten gaan naar een balans tussen de natuur gebruiken voor onze behoeften, maar haar niet misbruiken. En met betrekking tot onze medemensen, stelt paus Franciscus, dat wij verontwaardigd moeten zijn over de geweldige ongelijkheid die er onder mensen bestaat, omdat wij het blijven tolereren dat sommigen zich waardiger dan de ander beschouwen.

‘Zijn’ versus ‘hebben’

Wat betekent dit voor ons zelf? Aan de ene kant heel concreet, denk ik. Koop geen spullen of voedsel waar bij de productie ervan menswaardigheid of dierenwelzijn geweld wordt aangedaan. Aan de andere kant kunnen we het principe van ‘zijn’ en ‘nuttig zijn’ op individueel niveau ook vertalen naar: leven vanuit ‘zijn’ in plaats van ‘hebben’. In Trouw stond van de week: Iets doen of iets ervaren levert mensen meer op dan iets kopen of hebben. Zoals dat eerder genoemde fietstochtje in de duinen bijvoorbeeld. Paus Franciscus herinnert ons in zijn encycliek aan een belangrijke oude les die de Bijbel ons leert, namelijk de overtuiging dat ‘minder meer is’. En dat hoeft echt niet tot een saai leven te leiden. Integendeel. Ik merk zelf dat het vreugde geeft, zoals het kopen van biologische groente en zuivel op de boerderij. Door het directe contact met de mensen daar wordt het ook een beetje onze boerderij. Het maken van dingen, zoals een tafel van een houten pallet, of een carnavalspak van oude lapjes of een portemonneetje van een sappak geeft een enorme voldoening. En ik kijk elk jaar uit naar het eerste bloeiende speenkruid en als ik het zie, word ik blij.  En afgelopen week was het zover. Of de verrukking die je ervaart bij die blauwe flits, die, als je beter kijkt, een ijsvogeltje blijkt te zijn. Bij dit soort ervaringen moet ik altijd denken aan het lied van Gods aanwezigheid waarin we zingen “Gij zijt in alles diep verscholen, in al wat leeft en zich ontvouwt”.

Spiraal van vreugde

Dan wil ik afsluiten met het verhaal van Mozes dat we vanmorgen gehoord hebben. Mozes vraagt God naar zijn naam. En God antwoordt: Mijn naam is: Ik ben die er is. Het is ook te vertalen met ‘Ik zal zijn die ik zal zijn’. Het gaat hier niet om een abstract ‘zijn’, maar om een ‘zijn’ in verbinding, namelijk het zijn van God met zijn volk, met ons, met u en met mij. Voor mij is God is een al omvattend zijn; aanwezig waar ook ter wereld mensen zijn en diep verscholen in al wat leeft en zich ontvouw; Bron van alle leven, waaruit de liefde vloeit. Leven vanuit dit bewustzijn maakt dat je met respect en met liefde met je medemens, met al je medeschepselen en de Aarde omgaat, niet omdat het moet, maar omdat je het wilt. Het is een gestalte van onze liefde tot God. Het buigt de spiraal van zelfvernietiging om in een spiraal omhoog van innerlijke vrede, dankbaarheid en vreugde.

Marjolein Tiemens-Hulscher
28 februari 2016

Meer informatie op de website van Marjolein Tiemens.