Overweging 5 januari – Frank de Haas

 

Jesaja 60, 1-6; Matteüs 2, 1-12

Beste medeparochianen,
1
De eerste lezing wordt deze weken nog steeds genomen uit Jesaja. Het
verhaal van vandaag speelt kort nadat Israël is thuisgekomen uit de
Babylonische ballingschap. De tekst is eigenlijk een soort van gedicht. Het
lijkt wel of we in het kerkelijk jaar een stapje terug gezet hebben. Want het
verhaal gaat over de duisternis die wijkt voor het licht. Op dat licht van
Jeruzalem komen velen af. Onder hen zijn koningen. De inwoners van
Jeruzalem zijn blij en vol van vreugde. En zie: materieel gaat het ze heel
goed. Ze worden rijk. Goud en wierook worden aangevoerd.
2
De evangelielezing van vandaag bevat het zo vertrouwde verhaal over de
wijzen. Voorheen spraken we altijd over de koningen. De feestdag van
morgen, 6 januari, wordt ook nog steeds aangeduid met Driekoningen. De
wijzen, ook wel magiërs genoemd, willen het kind bezoeken. Maar dan is
daar een ontmoeting met de kwaadaardige koning Herodes. Die erg graag
wil weten waar dat kind, waarnaar de wijzen onderweg zijn, zich bevindt.
Hij doet of hij oprecht geïnteresseerd is. Maar Herodes maakt zich grote
zorgen. Want er is sprake van een leidsman. Een herder. Dat zou een
directe bedreiging kunnen zijn voor Herodes’s machtspositie. Hij doet alsof
hij dat kind ook wil gaan eren. De wijzen laten zich op hun tocht naar het
kind leiden door de ster. En groot is hun vreugde als ze dat kind hebben
gevonden en het mogen aanschouwen. Zij eren Jezus. En dan zijn er die
bekende schatten, die geschenken: goud, wierook en mirre. Als ze
terugreizen gaan ze niet meer langs koning Herodes.
4
Die eerste lezing van vandaag is een gedicht over de heerlijkheid van
Jeruzalem. Hier voorgesteld als een vrouw. De Heer is in die stad
aanwezig, zie dat licht. En de Israëlieten geraken in welstand. Volkeren die
met goud en wierook komen, wat doet denken aan de geschenken die in
de evangelielezing door de wijzen worden meegebracht.
5
In de evangelielezing worden de wijzen tegenover koning Herodes gezet.
De wijzen zijn heidenen. Anders dan Herodes, die omringd wordt door
hogepriesters en schriftgeleerden. De wijzen zoeken het kind. De
hooggeplaatste Joden gaan niet op weg, zijn vrezen voor hun posities. Voor
de wijzen is hun enige richtsnoer, hun enige indicatie voor hun weg, die
ster. De Joden hebben zoveel meer: zij hebben als richtingwijzers de Tora
en de Profeten. Maar het is zeer de vraag of zij hier belangrijke inzichten
uithalen. Het zijn buitenlanders, buitenstaanders, die het pasgeboren kind
willen eren. Tot teleurstelling van de evangelist Matteus, die vaststelt dat
zijn eigen volk Jezus niet aanvaardde. En nu al, zo kort na zijn geboorte, is
er voor Jezus dreiging en doemt de dood al op. De wijzen zijn verrukt als
de ster hen naar dat kleine kind heeft gebracht. Met hun geschenken eren
zij Jezus. Het goud zou staan voor het koningschap van Christus; de
wierook voor zijn godheid, en de mirre – balsem – voor zijn lijden. Als de
wijzen langs een andere route terugkeren naar huis, is dat niet alleen
vanwege Herodes. Die andere route duidt ook aan dat de ontmoeting met
het pasgeboren kind hun leven radicaal heeft veranderd. Zij gaan nu, ook
in figuurlijke zin, een andere weg.
6
Zo lezen we hoe Jezus’ leven zich begint te voltrekken. Vandaag is er het
verhaal van de wijzen. Volgende week lezen we over de doop van de Heer.
Het gaat in deze verhalen over de epifanie, over de Openbaring van de
Heer. Ons geloof is een zogenaamd openbaringsgeloof. Kenmerkend is dat
wij geloven dat God naar ons is toegekomen, dat Hij zich aan ons kenbaar
maakt en openbaart. In een prachtige tekst van het Tweede Vaticaans
Concilie – Dei Verbum, het woord van God – wordt dat als volgt uitgedrukt,
ik citeer: ‘Zo spreekt door deze openbaring de onzichtbare God, uit de
overvloed van zijn liefde, tot de mensen als tot zijn vrienden en gaat Hij
met hen om, teneinde hen uit te nodigen tot de gemeenschap met Hem
en hen daarin op te nemen’. Einde citaat. Nog even over de wijzen. Als
wetenschappers doen zij onderzoek. Ze komen af op een natuurfenomeen,
dat is die ster. En als zij dan uiteindelijk op die plek komen waarboven de
ster stilstaat, volgt er een wonderbaarlijke en grootse ontdekking, in alle
eenvoud: dat kind in de stal. Daar in die kribbe ligt de mensgeworden God.
Het is God die de wijzen de weg wijst. Ook aan hen openbaart hij zich. En
het gegeven is niet complex of abstract; het is heel concreet: zij komen in
een stal met mensen. Ook wij kunnen God zoeken en vinden. De echte
grote waarheid – je zou kunnen zeggen: buiten alle ontdekkingen van de
wetenschap – is God.
7
Hoe is het met onze weg, met onze zoektocht naar Hem? Door Hem
geholpen. Zijn ook wij in die stal welkom? In de teksten van vandaag zien
we een aantal interessante tegenstellingen. Het wereldse (van Herodes)
tegenover het goddelijke (van Jezus). Het kleine – dat kind – tegenover wat
zich verheft – koning Herodes en de farizeeën en schriftgeleerden. De
eenvoud, de soberheid tegenover de rijkdom. Het vasthouden aan het
veilige bestaande en de vernieuwing die Jezus’ geboorte meebracht.
8
Vorige week zondag hoorden we over de nieuwe mens. Kerstmis kan een
nieuwe start zijn. Opnieuw op weg gaan, bemoedigd, begeesterd,
geïnspireerd door de komst van dat weerloze kleine kind. En nu zitten we
pas een paar dagen in een nieuw jaar, in een nieuw decennium. Waar
gaan we in het nieuwe jaar naar toe? Zoals Wim Kan zich in zijn beroemde
oudejaarsconferences afvroeg. In ons persoonlijke leven. In andere
domeinen, en op andere plekken. Zoals hier, in deze gemeenschap van de
Martelaren. Is er een blijvende inspiratie? Hoe zal ons gezamenlijke
Kerkzijn zich in dit en de volgende jaren ontwikkelen? Misschien zal dat wel
gebeuren in andere, in nieuwe vormen, omdat we met steeds minder
mensen zijn. Misschien moeten we, kunnen we zijn als die wijzen. Zij,
magiërs, sterrenkundigen, wetenschappers uit andere contreien,
objectieve en rationele zoekers, worden getroffen door die ster. Worden
daardoor aangetrokken. Ze gaan op weg, laten zich niet door Herodes
afleiden van hun tocht, en doen dan in die stal een wonderbaarlijke
ontdekking. Dat kleine, pasgeboren kind, in armoedige omstandigheden,
heeft een geweldige impact op ze. En hun leven zal nooit meer hetzelfde
zijn. Dat kind, voor ons gekomen, het kan van ons nieuwe mensen maken,
die met nieuw élan en nieuwe flair hun levensweg vervolgen.
9
Kunnen we ons leven vernieuwen, kunnen we nieuwe mensen worden?
Mensen die in openheid, in respect, in verdraagzaamheid – in liefde – met
elkaar omgaan en elkaar op die manier dragen. Mensen die – het is
onderdeel van het leven – onvermijdelijk gekonfronteerd worden met
tegenslagen en teleurstellingen. Ons bestaan is kwetsbaar. Onze
gezondheid is kwetsbaar. Kunnen we aan de verhalen die we hier iedere
zondag, op dit uur, horen, blijvend kracht ontlenen? Kunnen we er, in welk
segment van ons leven dan ook, een goed nieuwjaar van maken? Laten we
daarvoor gaan. In vertrouwen op God. In vertrouwen op elkaar. Met God’s
zegen.
Amen