Overweging Frank de Haas – 9 februari

Jesaja 58, 7-10; Matteüs 5, 13-16

 

Beste medeparochianen,

 

1

In de eerste verzen van de lezing uit Jesaja horen wij hoe we ons moeten gedragen. Onmiddellijk denken we hierbij aan de Bergrede in het evangelie, waarin ons ook zo’n levensprogramma wordt geboden. Als we doen waartoe we worden opgeroepen, staat ons heel veel moois te wachten. Het mooiste wat mij betreft: ‘Dan zal uw licht stralen als de dageraad’. En, als we bidden, dan – als ik dat zo mag zeggen – is de Heer er helemaal voor ons!  In de regels daarna staat opnieuw een levensopdracht: dit moéten we allemaal doen. En wederom is er het beeld van het licht. ‘Dan straalt uw licht in de duisternis’.

2

In het evangelie van vandaag wordt ons voorgehouden dat wij het zout der aarde moeten zijn. Maar we moeten er wel voor zorgen dat dat zout op kracht blijft, want anders is het waardeloos. En net als bij Jesaja is er ook hier het beeld van het licht:  Gij zijt het licht der wereld. We moeten helder zichtbaar zijn, we moeten schijnen naar alle kanten. Als we dat doen, zijn die goede werken die we verrichten  zichtbaar. De goede werken waartoe Jesaja ons opriep en die samenhangen met dat:  zout van de aarde zijn.

3

Iets meer over Jesaja. Het volk van Israël wordt opgedragen om gerechtigheid te doen. Dat is: je brood delen met de hongerigen, de zwervers een dak boven het hoofd bieden, de naakten kleden, goed voor je medemens zorgen, een eind maken aan de onderdrukking, anderen niet langer beschuldigen. Als we het goede doen, dan worden we door God gezegend. De beelden die daarbij horen zijn: het licht dat doorbreekt en de wonden die genezen. Tot tweemaal toe gaat het over het licht, ongetwijfeld is dat niet zomaar. Gij zijt het licht der wereld. Het is duidelijk: er is een program, er ligt een opdracht voor ons.

4

Iets meer over Matteüs. Dat zout en dat licht: zij sluiten aan bij de zaligsprekingen en zijn feitelijk de ouverture van de Bergrede. We worden rechtstreeks aangesproken. Jullie zijn zout en jullie zijn licht. En daar hoort een bijzondere houding bij: zachtmoedig, barmhartig, vredelievend. Mild zou ik ook graag toevoegen, omdat mildheid zo’n enorme belofte inhoudt in een vaak onverdraagzame  wereld. Het is interessant om eens nader naar dat zout te kijken. In onze tijd kennen we het witte keukenzout, puur natriumchloride, eventueel met een beetje jodium.  In de oudheid werd zuiver zout gebruikt om soldaten te betalen. Het woord salaris komt van het Latijnse woord voor zout (sal). Hoe meer zand er tussen het zout zat, hoe lager de kwaliteit. De armste mensen hadden ‘zout’ dat voor het grootste deel uit zand bestond. De naam ‘zout’ was dan misleidend. Waar het om ging, het natriumchloride, werd aangeduid als “de kracht van het zout”. Bij het koken of bakken loste men wat van het zanderige ‘zout’ op in water. Daarna voegde men het water toe aan het deeg of de soep. Het overgebleven zand – dat zijn “kracht verloren had” – werd op straat gegooid. Het was nergens goed voor behalve als versteviging van het wegdek. Het is een mooi beeld, dat beeld van het zout. Ergens las ik dat christenen, die proberen te leven volgens de zaligsprekingen, de smaakmakers moeten zijn in onze samenleving: zoals het zout in de soep…

Goed, zout en licht zijn: dat zijn niet zomaar woorden, het zijn geen vrijblijvende woorden. Dat is radicale taal, taal vol uitdaging. Dat we de behoeftigen helpen: opdat zij maar ook wij meer levenskracht krijgen.

 

5

Er wordt nogal wat van ons verwacht. Is het mogelijk om aan alle ‘eisen’ te voldoen? Alleen Jezus kan dat. Dat zout der aarde zijn, dat is ook jezelf volop ontplooien naar je talenten en die ruimhartig inzetten. Doe goed, zoals je dat geleerd hebt. Dat geldt net zozeer voor alle relaties die we in ons leven aangaan en onderhouden. Het zijn de werken van barmhartigheid die we moeten doen. Het is optimale zorg voor onze medemens. Dat dat zichtbaar mag zijn in onze samenleving. In ons persoonlijk leven. En in wat we hier met elkaar, verbonden met deze geloofsgemeenschap, tot stand pogen te brengen. Dat we trouw zijn en blijven aan idealen en waarden. We weten: als we volharden en blijven werken aan het verdwijnen van onrecht wacht ons als het ware een beloning: de glorie van de Heer zal over ons opgaan.

6 In het voorbereidende gesprek voor deze zondag werden we zeer geraakt door dat beeld van het licht. En we beseften dat het vernieuwen van het Huis zo belangrijk en dringend gewenst is. Om met kracht aan een betere wereld te werken, tegen behoudende en negatieve stromingen in. Om echte relaties in stand te houden. Hoe kunnen we hier en samen met anderen een Kerk blijven met uitstraling naar de omgeving? We stonden wat langer stil bij dat bidden. Bidden, realiseerden we ons,  kan op zoveel verschillende manieren. Een van ons vertelde over het bijzondere gebed in Lourdes, waar jaarlijks zovele mensen bijeenkomen. De plek waar gebeden wordt voegt een bijzondere extra lading aan dat bidden toe. In een mensenleven kan het zwaar tegenzitten. Soms zozeer dat we ons afvragen of we die tegenslag nog wel teboven komen. We bidden om kracht te krijgen. Bidden, is onze overtuiging, kan helpen bij de verwerking van problemen. Waar komt die kracht toch eigenlijk vandaan? Levenskracht, ondanks tegenspoed. Ieder van ons kent vast wel die ervaring aan het bed van een ernstig zieke: het is dan vaak die zieke in zijn ziekbed die steun en troost biedt aan wie hem komen bezoeken. Levenskracht, draagkracht. Om de donkere zijden van het leven te weerstaan. Om mensen met licht te zijn.

7

In dit kerkelijk seizoen, waarin contacten en samenwerking binnen Clara en Franciscus worden uitgebouwd en geïntensiveerd, is het leidende thema: “Ga en vernieuw mijn huis’. We worden opgeroepen en uitgedaagd om op pad gaan te gaan. Om niet koste wat het kost aan het oude vast te houden. Vernieuwing is zo nodig om de spirit erin te houden. Vandaar het thema van deze viering: mensen met een missie. Laten wij ons licht voldoende uitstralen naar onze omgeving? Wat doen we, wat kunnen we doen om een vitale gemeenschap te zijn. Hier en samen met de  de andere gemeenschappen binnen Clara en Franciscus. En, voeg ik er aan toe, in oecumenisch verband. Die opdracht kan materieel van aard zijn: dan gaat het om de noden te lenigen van wie het slechter hebben dan wij. Maar belangrijk is ook het stillen van een andere honger: de honger naar zingeving. Dat kan met de liturgische vieringen die we houden. Het kan bijvoorbeeld ook in de gespreksgroep die hier inmiddels een jaar functioneert. Wat hebben wij voor onze omgeving in brede zin te bieden aan zinvols en spiritueels?

Dat we met die missie ons pad vervolgen. Dat we geëngageerde en begeesterde mensen zijn. Dat we ons durven uitspreken tegen het vele onrecht van deze tijd. In ieder van ons is God zelf aanwezig. En Hij zegt ‘ja’ tegen ieder van ons. Dat we in Zijn Geest en volgens die missie werken aan een nieuwe wereld, dichtbij en verder weg. Daarbij is zoveel nodig, daarbij is alles nodig: ieder talent, ieder hart, iedere hand of schouder, ieder goed woord en ieders gebed. Samen werkend – Samen Kerk – aan vernieuwing van Zijn Huis.

Amen