Overweging 19 januari – Ds M.Theile

‘buitengewoon vriendelijke mensen’

(ds. M. Theile, over Handelingen 27:18 – 28:10, Hofkerk, 19 januari 2020)

Beste mensen!

Wat vindt u: hoe lang mag deze preek worden? – Toen wij deze dienst voorbereidden, werd mij herhaaldelijk gezegd: doe het bovenal niet te lang!
Wij leven in een ongeduldige tijd. Misschien zit u ook al met een bepaalde ongeduld hier. Omdat u al in uw hoofd heeft, wat u straks na deze dienst wilt doen.
Welke leuke dingen, of gewoon welke dagelijkse bezigheden. En ik zelf doe dat
ook, want ik heb vanmiddag dan nog een dienst in Almere. Ik zal straks ook
weer op mijn horloge kijken. Wij leven in een ongeduldige tijd. Ik wil u nu uitnodigen, om tot rust te komen. Om te luisteren naar wat dit oude bijbelse verhaal ons vertelt – en wat voor conclusies wij er voor onszelf uit kunnen trekken.
Ik heb afgelopen zomer de tijd genomen, om het hele bijbelboek Handelingen
te lezen. Alle 28 hoofdstukken. Een voor een. Dit bijbelboek is geschreven door
de arts Lucas. Als deel 2 van zijn evangelie. In dit 2de gedeelte vertelt Lucas, wat
de eerste christenen ná Jezus hebben meegemaakt. Dit deel 2 is ongeveer even
lang als deel 1. Net als in het evangelie zijn het merendeels beknopte verhalen
over ingrijpende gebeurtenissen. Alleen enkele gebeurtenissen worden uitvoeriger verteld. Zoals deze spannende scheepsreis van de apostel Paulus. Heel
boeiend, om te lezen.
Wij hebben slechts een uittreksel ervan gehoord. Want het is een lang en spannend verhaal over een levensbedreigende situatie. Twee weken lang dobberde
dit grote schip met 276 opvarenden over de Middellandse Zee. Het doel was
een haven op Kreta, waar de boot zou overwinteren, totdat het varen weer veiliger werd.
Maar er kwam een storm op, en het schip dreef weg van Kreta, naar de open
zee. Want er was natuurlijk nog geen gps en geen buienradar. Al gauw had de
bemanning geen idee meer, waar ze waren. Want er waren ook geen sterren
meer te zien ter oriëntatie. Het eten werd krap, en op rantsoen gezet. Dit wordt
allemaal uitvoerig verteld. En spannend! Je leeft met deze reizigers mee: Zullen
zij het overleven? Wat moeten ze doen? Zal er hulp komen?
In dit alles speelt de medereiziger Paulus een belangrijke rol. Want ook hij is
op de boot. Als gevangene. Eerst was hij gevangen in Jeruzalem; dan meer dan
twee jaar lang in de havenstad Caesarea, nog altijd in Israël; en nu wordt hij
naar Rome vervoerd. Dit was toen net zo gewoon als vandaag de transport van
gevangenen van Dubai of Thailand naar Nederland. Want het Romeinse Rijk
was een goed geoliede staat, met een uitgebreid net van verkeerswegen, op water en op land. Maar één ding was niet normaal. De rol, die deze gevangene
Paulus opeens kreeg. Een gevangene, op weg naar zijn proces, niet meer. Die
dan toch het initiatief nam en de bemanning toesprak, en hen bemoedigde.
Paulus nam het woord, en voorspelde, dat niemand op de boot zou omkomen.
Alleen het schip zou vergaan. Want dat had hem een engel gezegd, die hem ‘s
nachts was verschenen. Toen Paulus dat aan hen vertelde, kreeg iedereen op de
boot weer nieuwe moed, om door te gaan. En nu was het zover: Land was in
zicht! Ze waren bijna gered. En ze belandden daadwerkelijk op het eiland – en
hoorden, dat het Malta heette. Alle 276 opvarenden waren gered! Wat een opluchting!
Kent u Malta? Bent u daar wel eens geweest? – Ik niet. Toch heb ik beelden van
Malta op mijn netvlies. Beelden van bootvluchtelingen, die net als deze 276
mensen uit bijbelse tijden als drenkelingen op Malta arriveerden. In onze tijd,
bijna 2.000 jaar later. En die ook om hun leven vreesden, voordat ze eindelijk
op Malta aankwamen. Ze hadden met de golven en stormen gestreden. Op
schamele bootjes. Mannen en vrouwen en kinderen. Grote angst gehad. En
waarschijnlijk ook honger en dorst en kou. En waren nu eindelijk weer aan wal.
‘De plaatselijke bevolking gedroeg zich buitengewoon vriendelijk.
Ze verwelkomden ons; en staken een vuur aan;
omdat het was gaan regenen, en koud was.’
Zo staat het hier, over de 276 drenkelingen in ons verhaal. De mensen op Malta
zullen wel vaker meegemaakt hebben, dat boten vergingen, en mensen hun
hulp nodig hadden. Ze wisten goed, dat ze dan moesten helpen. Want hetzelfde
had ook met hen kunnen gebeuren. Ze waren tenslotte ook zeevaarders. En
hadden soms ook de hulp van anderen nodig. En toch staat hier, dat deze mensen op Malta de drenkelingen op een buitengewoon vriendelijke wijze behandelden. Buitengewoon. Meer dan normaal.
En dan staat nog iets, dat u misschien herkent. Want er verandert iets bij beide
groepen. Bij de mensen van Malta, en bij de bootsreizigers:
De bewoners van Malta helpen gewoon de behoeftige mensen. Maar ze doen
nog een beetje meer, dan eigenlijk zou moeten. Ze steken een vuur aan. En nemen dus de tijd voor deze mensen in nood, die ze niet kennen. Praten met hen,
en luisteren naar hun verhaal. Een van hen wordt met naam genoemd: de gouverneur Publius. Want hij nodigt zelfs enkelen voor drie dagen op zijn landgoed
uit. Dat had hij zeker niet hoeven doen. Maar hij doet het, gewoon uit mensenliefde. 3
En nu gebeurt het: één van deze drenkelingen helpt hém. En niet alleen Publius
de drenkelingen. Dat is Paulus. Hij geneest de ernstig zieke vader van Publius.
Door hem de handen op te leggen, en voor hem te bidden. Paulus gebruikt de
gave, die God hem gegeven heeft, voor de vader van de gouverneur. Die niet in
deze God geloofde. Zo maakt Publius mee, dat de hulpbehoevenden tot helpers
werden. Hij heeft het natuurlijk niet daarvoor gedaan. Hij is gewoon gastvrij.
En neemt de tijd voor deze drenkelingen. Maar dan ervaart hij hun hulp. Niet
alleen hij had iets te geven, maar ook de onbekende gast Paulus, die als gevangene op de boot was geweest. Paulus schroomt niet, van God te praten. En de
gave te gebruiken, die God hem gegeven heeft. Niet eens nu. En dan komen
steeds meer zieken. Paulus bidt ook voor hen. En ze worden beter.
En ook bij Paulus verandert iets. Daarop doelt de schrijver Lucas, als hij de het
over de ‘buitengewone vriendelijkheid’ van de Maltezen heeft. Want Lucas
noemt hen in eerste instantie gewoon ‘barbaren’. Lucas gebruikt hier het denigrerende woord ‘barbaren’, dat in onze bijbelvertaling een beetje vergoelijkend
met ‘plaatselijke bevolking’ is weer gegeven. Ik vermoed, dat Lucas dat bewust
doet. Hij laat ons zien, dat ook mensen, die voor ons ‘barbaren’ zijn, iets aan
ons kunnen geven, dat wij niet verwachten. Ook’ buitenlanders’, of ‘allochtonen’. Volgens Lucas tonen de ‘barbaren’ van Malta een ‘buitengewone vriendelijkheid’. Letterlijk: een buitengewone mensenliefde. Omdat ze gastvrij zijn.
Omdat ze de tijd nemen voor de drenkelingen. Niet ongeduldig zijn, maar hun
dagelijkse bezigheden laten liggen. Een vuur aansteken en gaan zitten. En naar
hun verhalen luisteren. Ook naar de verhalen over God, die ze meebrengen.
Amen.