Overwegingen 2017
OVERWEGING 29 JANUARI 2017, FRANK DE HAAS
Viering met LWM / Voorgangers Janneke de Bruin en Frank de Haas
Sefanja 2, 3; 3, 12-13 / Matteüs 5, 1-12a
Beste medeparochianen,
We hebben een heel bekende en vertrouwde evangelielezing vandaag. De lezing uit Matteüs van de zogenaamde zaligsprekingen. In een bekende vertaling. Er is ook een heel andere, maar ook heel mooie vertaling van broeder Pius Drijvers. Hij bracht de laatste jaren van zijn leven door in abdij Koningshoeven in Tilburg en overleed daar in 2013. Die tekst ziet u op bladzijde 2 van uw boekje. Laten we die ook even lezen:
Wat een geluk, wanneer je niets te verliezen hebt,
want dan hoor je bij God.
Wat een geluk, wanneer je niet oppervlakkig over alle ellende heen leeft,
want je zult worden getroost.
Wat een geluk, wanneer je een mild mens bent,
want je zult het beloofde land bezitten.
Wat een geluk, wanneer je verlangt dat alles terecht komt,
want je zult het overvloedig zien gebeuren.
Wat een geluk, wanneer je durft vergeven,
want je zult genadig worden behandeld.
Wat een geluk, wanneer je hart ongecompliceerd is,
want je zult God zien.
Wat een geluk, wanneer je vrede sticht,
want God zal je zijn kind noemen.
Wat een geluk, wanneer je lijdt om te bereiken dat alles terecht komt,
want dan hoor je bij God thuis.
Hoe is de situatie rond die zaligsprekingen? Jezus spreekt tot zijn discipelen. Zoals Hij dat in Zijn leven zo vaak gedaan heeft. Hij creëert nadrukkelijk die situatie op de berg. Hij maakt er, zou je kunnen zeggen, een optimale leersituatie van. Hij roept zijn leerlingen op: kom bijeen! Zoek een plek en ga zitten. Wees stil en luister. Wees er met al je aandacht bij. Concentreer je. Ik heb het een en ander te zeggen. En wat ik wil gaan zeggen, is heel belangrijk. Daar op die berg, op dat moment, gaat er iets gebeuren wat van grote betekenis is. Van de leerlingen wordt gevraagd om secuur te luisteren. Het is een situatie die wat doet denken aan het moment waarop Mozes afdaalde van de berg, met de stenen tafelen in zijn handen. Ook dat was een cruciaal moment. De stenen tafelen, met de 10 geboden. Hier treedt nu Jezus op, als leraar, als de nieuwe Mozes. Jezus, als bevrijder van mensen, houdt daar zijn prachtige toespraak. Met een rijke inhoud, vol inspiratie. Door de actualiteit van deze weken – de recente inauguratie van Donald Trump – moest ik even aan Barack Obama denken, de vorige president van de VS. Wat een onvergetelijke toespraken heeft die gehouden!
De zaligsprekingen. Ze zijn er o.a. dus ook in die mooie vertaling van Pius Drijvers. In een taal van deze tijd. Heel concreet en praktisch. Kijk eens waartoe we in zijn woorden worden opgeroepen. Trek je de ellende in deze wereld aan. En doe er wat aan, zou ik willen toevoegen. Wees mild. Het lijkt me dat we daar in deze onverdraagzame tijd een enorme behoefte aan hebben en dat we die mildheid heel goed kunnen gebruiken. Vergeef je naaste. Zeker niet makkelijk. Werk aan de vrede. Zet je in voor een betere wereld, al zal dat bloed, zweet en tranen kosten.
Zijn de woorden van Jezus ook de woorden van onze Kerk? Van die grote gemeenschap van gelovigen waar wij onderdeel van zijn? De tijden zijn veranderd. Vroeger werden ons vele zekerheden voorgehouden. Nu niet meer. Zo is deze tijd niet meer. Zo is de Kerk niet meer, of, denk ik, zo zou de Kerk niet meer moeten zijn. Om bij de evangelielezing te blijven: geen prediking van zekerheden, maar van zaligheden. Waarvan de kern is, dat het gaat om de barmhartigheid.
Bij die Kerk “nieuwe stijl” hoort, en ik verwijs ook naar de eerste lezing, van Sefanja, een ootmoedig en bescheiden volk. Laten we, wie we ook zijn, oog hebben voor het grote geluk dat in het kleine verscholen ligt. Dat we opkomen voor kleine mensen.
In die eerste lezing spreekt Sefanja over de dag van de Heer. Over een dag des oordeels. Die dag hoeft geen duisternis te brengen, als het volk bereid is zich te bekeren. Zie de overeenkomsten tussen de beide lezingen. Zie de oproep tot een bescheiden levenshouding. Een oproep tot armoede van geest, een oproep om gerechtigheid te doen. Barmhartigheid, gerechtigheid. Neem de verwerkelijking daarvan als levensideaal. Mooi begrip vind ik dat. Wat is ons levensideaal? Hebben we zoiets? Daar zouden we nog eens een inspirerende gedachtewisseling met elkaar over kunnen hebben.
De Bergrede is een van de vijf grote redes die Jezus gehouden heeft. Redes waarin Jezus optimaal in die rol en houding van leraar hoorbaar, zichtbaar en invoelbaar is. Er moet geleerd worden! Dit is onderricht. Grote en betekenisvolle woorden worden ons voorgehouden. Over zachtmoedigheid, barmhartigheid, zuiverheid, vredelievendheid.
Woorden waarvan het goed is ze weer eens in al hun kracht tot ons te laten doordringen. Zet ze eens tegenover die harde en vaak onverzoenlijke woorden die we nu en op zoveel plaatsen, hier in Nederland en daarbuiten, horen. De verkilling. De intolerantie. Het populisme. Maar het is goed en belangrijk dat we vooral ook terdege naar onszelf kijken. Hoe zijn wij? Hoe uiten en gedragen wij ons zelf?
Zie hoezeer Jezus zich het lot aantrekt van bij uitstek de armen, de verschoppelingen, de verdrukten. Met dit verhaal over de zaligsprekingen doelt Matteus feitelijk op belangrijke deugden. Op innerlijke waarden. Op de innerlijke gesteldheid van ons hart.
God kiest voor de gebrekkigen, voor wie het zwaar hebben. Gods ideale volk (zie de eerste én de tweede lezing) is een bescheiden volk.
Bescheiden en ootmoedig zijn… Er wordt veel van ons gevraagd. Dat betekent onder meer begrip opbrengen voor anderen die misschien niet altijd op onze wijze in het leven staan en die misschien andere keuzes maken dan wij doen. Dus geen beoordeling, laat staan veroordeling, maar op z’n minst een poging tot begrip.
Bescheiden en ootmoedig. Durf een mens met tekortkomingen te zijn. Geen valse trots, geen hoogmoed. Te vaak aanhoren we woorden van diegenen die zich met veel poeha verheffen, de blaaskaken.
In meerdere landen staan we voor het verkiezen van onze leiders. Dat het leiders mogen zijn die midden tussen ons in staan. Geen leiders die het allemaal wel even zullen regelen. Bij het leiderschap van Jezus gaat het om het uitnodigen van mensen, ze serieus nemen.
De bergrede zouden we ook kunnen zien als een soort van regeringsverklaring. Wat voor wereld, wat voor samenleving streven we met elkaar na? En ook: wat is de zin van ons bestaan? Belangrijke begrippen in de verklaring zijn: vergeving, verzoening en verbinding.
Zalig de armen van geest: we kunnen dat ook zo uitdrukken: wat zijn zij gezegend. Armen van geest: mensen die vechten voor de gerechtigheid. Maar ze zijn arm, omdat ze de strijd moe zijn, omdat ze ontgoocheld raken, gedesillusioneerd, doodmoe.
Zo sluiten de lezingen van deze zondag eigenlijk prachtig aan bij het thema dat we voor dit lopende kerkelijke seizoen hebben gekozen: staan voor je geloof. Het zijn in dit hele seizoen onderwerpen waar we tijdens de vieringen, in presentaties en in onderling gesprek bij stilstaan. De lezingen van vandaag nodigen ons ook nadrukkelijk uit tot dat gesprek. Tot het nadenken en van gedachte wisselen over onze levenshouding. Waartoe zetten die bijbelse teksten ons aan? Wat betekent dat Woord dat hier verkondigd wordt?
Welke konsekwenties kunnen of moeten we uit ons geloof trekken? In maart hebben we de zondagen met gastsprekers die hun kijk op het thema zullen geven, met aandacht voor moedige mensen die stonden voor hun geloof. Dan gaat het bijvoorbeeld over de theoloog en predikant Dietrich Bonhoeffer, die zich in de jaren 30 en 40 verzette tegen het nazibewind in Duitsland en dat met de dood moest bekopen. En op 1 april wijden we een bijzondere vesperviering aan Etty Hillesum, de joodse vrouw die in de donkerste oorlogsjaren bewonderenswaardig krachtig bleef en een steun voor haar omgeving, zelfs in het kamp waarin ze omkwam. Haar nagelaten geschriften zijn van een enorme schoonheid.
En we sluiten ons kerkelijk seizoen dan op inspirerende wijze af op 7, 8, en 9 juli. U zult er nog veel over horen.
Leven is – ik zeg dat nog maar eens – levenslang tasten, struikelen, aarzelen, twijfelen. Zoeken naar de juiste weg. In de persoonlijke sfeer. Vanuit de Kerk. Vanuit deze geloofsgemeenschap. Waarin we nadrukkelijk verbinding zoeken. Met elkaar, met de buurt, met de wereld om ons heen. Met andere gelovigen, met anderen met een wellicht heel andere levensovertuiging. Omdat we er samen voor staan om gerechtigheid op deze wereld te brengen. Om deze aarde te eerbiedigen en voor onze kinderen en kleinkinderen een humaan leven ook in de verre toekomst te garanderen.
Hoe houden we elkaar vast? In onderling gesprek. In het geloofsgesprek. In ontmoetingen waarin we leerling maar soms ook leraar zijn. Omdat we elkaar veel te zeggen hebben. Met welke levenshouding doen we dat? In het lied dat we daarnet na het evangelie zongen, wordt het heel mooi verwoord:
“Wie zijn leven niet wil geven, niet wil delen met zovelen, met een ander, gaat verloren. Wie wil geven wat hij heeft, die zal leven, opgegeten, die zal weten dat hij leeft”.
Amen.
OVERWEGING ASWOENSDAG, ARI VAN BUUREN
Joël 2, 12-18; 2 Kor. 5, 20-6,2; Mat. 6, 1-6+16-18
De NAM moet in Groningen nu ook de immateriële schade door de gasboringen gaan vergoeden: vandaag was dit de uitspraak van de Rechtbank. “Ja, zei de tv-journaliste, want er lopen niet alleen scheuren door hun huis. Hun ziel is ook gescheurd!…”
Waar het om gaat is niet de buitenkant, maar de binnenkant!
Dat geldt ook voor de Vastentijd, de Veertigdagentijd. De profeet Joël hoorden we zeggen: “Scheurt uw hart – en niet uw kleren!” En Jezus herhaalt dat: “Als je vast trek dan geen somber gezicht. Nee, verzorg je gezicht goed zoals altijd.”
Maar: tegenwoordig zijn er toch geen mensen/katholieken meer, bij wie je aan de buitenkant kan zien dat ze aan het Vasten zijn?… Er is geen christelijke Ramadan-tijd. Carnaval is een los cultuur-feest geworden, losgezongen van zijn oorsprong.
Even de bloemetjes buiten zetten, vòòrdat we gaan vasten – dat is er niet of nauwelijks.
Is dit erg? Nee – toch niet! Laten we niet blijven steken in culturele oppervlakkigheid. Als ik het goed begrijp zegt Jezus: “Als je goed doet, rechtvaardig bent, maak er dan geen spektakel van.” En: “Ook als je bidt, besef dan dat dit een intieme zaak is – iets voor je binnenkamer.”
Vanavond begint de Veertigdagentijd, de Paarse Tijd van inkeer en bekering.
We gaan straks met een eventjes zichtbaar Askruisje op weg naar Pasen.
Tenslotte gaan we in het Licht van Pasen stilstaan bij onze sterfelijkheid.
Stof en as zijn we, we keren terug tot Moeder Aarde.
Zo is ook Christus gestorven en begraven – maar als graan in de aarde.
Met Hem verbonden wordt ons leven vruchtbaar tot in de eeuwen der eeuwen. God voltooit onze imperfecte levens: de Adem, waarmee God ons bezielde keert tot Hem terug.
Laten we Onderweg bewuster leven….
Laten we met Paulus ons geloof in Gods ontferming en genade hernieuwen…
Laten we bij lijden intenser troosten en getroost worden…
Laten we stilletjes goed doen en b.v. vreemde gasten aan onze tafels noden.
Laten we intiemer en bescheidener bidden, in de Geest van een Franse parafrase van het Onze Vader: Zeg niet…
Zeg niet Vader als jij je niet als zoon/dochter gedraagt.
Zeg niet Onze als je opgesloten zit in je egoïsme.
Zeg niet die in de hemel zijt als je alleen maar aan aardse dingen denkt.
Zeg niet Uw naam worde geheiligd als je alleen maar aan je eigen eer denkt.
Zeg niet Uw rijk kome als je het verwart met materieel succes.
Zeg niet Uw wil geschiede als je het niet accepteert wanneer die je niet bevalt.
Zeg niet Geef ons heden ons dagelijks brood als je je niet bekommert om wie armoede lijdt.
Zeg niet Vergeef ons onze schulden als je wrok blijft koesteren jegens je naaste.
Zeg niet Breng ons niet in beproeving als jij jezelf eraan blootstelt.
Zeg niet Verlos ons van het kwade als jij jezelf niet met hart en ziel inzet voor het goede.
Zeg niet Amen als je de woorden van het Onze Vader niet serieus neemt.
– auteur onbekend – Deze parafrase op het Onze Vader werd gevonden
door Kees van Veen in een Franse kerk en vertaald in het Nederlands ZIE zinrijk.nl; noemewv.nl
OVERWEGING GOEDE VRIJDAG door Ari van Buuren
Goede Vrijdag 2017 “Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar”
Deze week was ik bij de Johannes Passion.
Al luisterend dacht ik met het oog op deze Goede Vrijdag: Hoe kun je in het Passieverhaal van Johannes (hoofdstuk 18 en 19) ontdekken, dat God en wij mensen zich naar elkaar keren??
Die vraag heb ik mij nog nooit eerder gesteld. Maar nu kan ik u zes bijzondere momenten van zulke toe-kering naar elkaar, van ommekeer noemen.
Deze ogen-blikken gebeuren – letterlijk – tijdens en na de arrestatie van Jezus.
+ + +
1 – Jezus keert zich naar Petrus, die een knecht van de hogepriester een oor afslaat. Simpelweg zegt hij: “Allen die een zwaard nemen vergaan zelf door het zwaard. Ik drink de beker van lijden, die mij te drinken wordt gegeven…”
2 – Diezelfde Petrus wil even later toch niet herkend worden als leerling van Jezus. Tot 3x toe verloochent hij hem. Lucas (22,61-62) vertelt een extra detail: “De Heer keert zich om, en kijkt Petrus aan”. En Petrus weent bitter…
3 – Intussen geeft een assistent van de Hogepriester aan Jezus een kaakslag. Hij vindt dat Jezus een brutaal antwoord aan de Hogepriester geeft.
Jezus keert zich tot hem en zegt: “Als ik iets verkeerds gezegd heb zeg dat dan gewoon. Maar als het klopt wat ik zei – waarom sla je mij dan?…”
4 – Dan volgt een lange scène waarbij de Romeinse Prefect Pilatus zich direct tot Jezus keert. Pilatus wil weten wat voor ‘Koning van de Joden’ hij is. Jezus antwoordt dat zijn Koninkrijk niet van deze wereld is. Hij is Koning van de waarheid. Het gaat Jezus om waarheid en waarachtigheid.
Pilatus zegt dan: “Wat is Waarheid?” Niemand weet hòe Pilatus ooit deze drie woorden uitgesproken heeft, wat hij ermee bedoelt. Maar hij zegt daarna duidelijk tot 3x toe tegen de Judeeërs: “Ik vind geen ènkele schuld in hem!”
5 – Als de soldaten Jezus een doornenkroon opzetten en een purperen gewaad omdoen dan wil Pilatus Jezus’ onschuld benadrukken.
Hij keert zich bezwerend tot de Judeeërs en spreekt weer drie woorden: “Zie, de Mens…” Even later zegt Pilatus: “Zie, uw Koning…”
6 – ‘Zie de Mens’ en ‘Zie uw Koning’ – er is iets met dat woordje ‘zie’!
Dat woordje: ‘zie’ gebruikt de Gekruisigde Jezus òòk twee maal. Hij heeft zorg om zijn vriend Johannes en zijn moeder Maria. Straks na zijn sterven zal Johannes hem als zijn vriend, en Maria hem als haar zoon missen.
Jezus vindt de ongelooflijke kracht om in zijn laatste ogen-blikken zich te keren tot hen beiden. Tegen Maria zegt Jezus: “Vrouwe, zie: uw zoon!” Tegen zijn beminde discipel Johannes zegt hij: “Zie: je moeder!”
Johannes en Maria worden door Jezus aan elkaar toevertrouwd als Zoon & Moeder. Dat is het bewogen begin van de Kerk als Gezin van God en als mystiek Lichaam van Christus.
+ + +
Zijn dit in de schaduw van Jezus’ dood – zijn dit niet zes gróótse momenten van zijn Passie, van zijn Ogen-blikken?
Zij kunnen ons duidelijk maken waaròm de Vrijdag van het sterven van Jezus een Goede Vrijdag is en blijft!
Alleen het Johannes-Evangelie vertelt dat Jezus na dit alles de geest geeft en zegt: “Het is volbracht…”
Straks zingen we bij de Voorbeden: ‘Keer U om naar ons toe, keer ons toe naar elkaar’.
God keert zich in Christus naar ons mensen, God keert ons naar elkaar.
Hoe wordt die toe-kering, die ommekeer concreet?
Laat ik daartoe samenvatten, wat er gebeurde tussen Jezus en vijf mensen – namelijk: Petrus, de assistent van de Hogepriester, Pilatus, Maria en Johannes.
- Jezus roept Petrus – en dus ook òns – op tot Geweldloosheid.
Christus geeft Petrus – en dus ook òns – ruimte voor Tranen van Berouw.
- Jezus vraagt de assistent van de Hogepriester – en dus ook òns – om Ruimte voor Eerlijk Spreken.
- Jezus laat Pilatus – en dus ook òns – de Waarheid en de onschuld van Jezus ontdekken.
- Pilatus daagt mensen, boze mensen uit – en dus ook òns – om Jezus beter te zien: zie de Mens, zie de Koning van de Waarheid.
- Christus vertrouwt mensen, allereerst Maria en Johannes – dus ook òns – toe aan elkaar om Gods Gezin en zijn Lichaam op aarde te vormen.
Direct hierna zegt Christus: “Het is volbracht…” Hij geeft de geest.
Laten we telkens opnieuw geloven dat hij zijn geest ook nog steeds dóór-geeft.
Petrus, Maria en Johannes gaven zich ondanks verloochening, rouw en verdriet daaraan gewonnen. Van de hogepriester-assistent, en van de politicus Pilatus weten we het niet. Hoewel volgens enkele legendes Pilatus christen werd.
Soms gaat de overgave aan Christus en aan elkaar door weerstanden heen.
We blijven Gods Erbarmen nodig hebben.
Na onze Bloemenhulde bij het Kruis horen we daarom het ‘Erbarme Dich’.
En de LWM zingt erover dat Christus om ons smeekt. Maar soms weren wij hem af, zolang we kunnen. Laat zijn stem ons telkens vermurwen…
Want: is het mogelijk dat God ooit niet naar mensen toegekeerd is?…
En wij zijn en blijven toch, elkaar toegekeerd, het mystieke Lichaam van Christus?
Daarom zij Lof aan Christus, nu en in de eeuwen der eeuwen. Amen
OVERWEGING 20 MEI , LEO NEDERSTIGT
Preek in de Martelaren op 20 mei 2017
Lezingen: Hand. 8, 5-8.14- 17 en Joh, 14, 15 -21
Zusters en broeders,
Ik kan me het enthousiasme herinneren van de eerste tijd dat ik priester was. Ik werd priester in een tijd dat verschillende mensen het gevoel hadden, dat de toekomst bij pastoraal werkenden lag. Ik kon zelf warm lopen voor de Eucharistie en daar ontleende ik veel vreugde aan. Noem het de eerste liefde.
Een tijdje geleden had ik twee aardige mensen getrouwd. Maar na een paar jaar kwam ik de bruidegom van toen met een andere vrouw tegen. ‘Ach, we zijn gescheiden, maar u ziet dat ik weer een nieuwe vrouw heb. Ík stond daar verwonderd over. Die twee mensen, die ik had ontmoet, waren zo verrukt over elkaar. Maar later begreep ik, hoeveel er in korte tijd was gebeurd. Hun huwelijk hield geen stand.
Dat enthousiasme van het begin ken ik en velen met mij. maar vroeg of laat voel je dat het tijd is voor de lange duur. Zou dat ook gaan met ons geloof? Velen van ons dragen een enthousiaste periode met zich mee. Ooit werd je geïnspireerd door een juffrouw of meester, een kapelaan of een pastor, door je moeder of door je opa. Het enthousiasme kon ook komen door een koor met mooie liederen, door een schrijver of schrijfster, die jou echt iets te zeggen had. Misschien had je ooit een intense ervaring, die je nooit meer loslaat en waarin je iets van God ervaarde of wie weet God zelf. Een gebouw, een kerkgebouw kan je warm maken of bezielen.
Misschien ook iets anders. Als student ging ik dikwijls naar een groepje kapucijnen, die overdag in de fabriek werkten. Ze wilden dicht bij het leven van mensen staan. Zij beleefden de Eucharistie in een kleine kring. Ik mocht daar aan meedoen en ik denk dat ik het waardevolle daarvan nooit meer heb losgelaten. Die intense momenten kan je meedragen.je kan ze ook weer vergeten.
Ik denk ook aan de verhalen van de Handelingen van Apostelen. Die verhalen vertellen ons, hoe het er in het begin aan toeging. Op de eerste Pinksterdag werden maar liefst vijfduizend mensen gedoopt. Wat een enthousiasme. Een stukje verder lees ik, hoe mensen deelden wat zij bezaten en regelmatig samenkwamen voor gebed en het breken van het brood. Zouden al die vijfduizend gedoopte daaraan hebben meegedaan? Of was het maar een kleine groep?
De eerste leerlingen, bijvoorbeeld Petrus en Johannes moeten overal dat eerste enthousiasme hebben meegemaakt. Maar er was ook zorg. Zou dat beklijven? Zou dat enthousiasme ergens vaste grond krijgen? Geen wonder dat ze naar Samaria gingen. Daar had Filippus veel enthousiasme los gemaakt. Ze wilden graag dat het zo zou blijven. Ze gingen er op af en legden die enthousiaste mensen de handen op en deelden hen de heilige Geest mee. Zo moet de heilige Geest beleefd zijn. Het ging niet enkel om dat eerste vuur, dat vroege enthousiasme. Maar het ging ook om bestendigheid, om de lange duur, om de volharding.
Naar die Geest zie ik eerlijk gezegd wel met enige verlangen uit. Er kan in de kerk zoveel of zo weinig gebeuren dat je het wel even gezien hebt of dat je niet meer verder wil. Maar als er mensen zijn, die toch, hoe dan ook verder gaan, volhouden, doorzetten, dan kan ik natuurlijk denken aan die volhouders onder ons van karakter. Maar ik denk eerlijk gezegd ook aan de heilige Geest. Die geeft kracht en steun, warmte en vuur, maar soms is het niet meer en niet minder dan een waakvlam, die blijft banden als er uithoudings -vermogen wordt geraagd.
Ik kom nogal eens mensen tegen, vooral jonge mensen, die me zeggen, dat ze best spiritueel zijn. Soms worden ze razend enthousiast van helderzienden. Soms ervaren ze de rijkdom van het leven in een gedicht of in een boek of in een bijzonder televisieprogramma of in een goed lied. Maar volgens mij mogen we de meeste mensen, die vandaag in de kerk komen, wel beschouwen als spirituele mensen. De tamelijk nuchtere maar volhardende en regelmatige kerkgang blijkt mensen bestand te maken, om problemen, ook ernstige problemen onder ogen te zien en er mee om te gaan. Samen bidden en zingen, samen luisteren naar woorden, die leven geven en die er toe doen brengen je op een ander, misschien wel dieper levensniveau. Te Communie gaan, brengt je in verbondenheid met veel mensen om je heen, maar ook met Christus, die in brood en wijn zijn eigen leven schenkt.
Over die Geest gaat het ook in de Evangelielezing. In de verdrietige en weemoedige sfeer op de laatste avond van Jezus’ leven, belooft Hij de Geest voor de tijd waarin Hij niet meer onder hen leeft. Die Geest maakt dat Hij op een andere en krachtige wijze in hun midden zal zijn. Die Geest voert de mens als het ware binnen in het huis van God, van de Vader en van de Zoon. Wie die Geest ontvangt woont in Christus en Christus woont in haar of in hem.
Dat lijken grote woorden, maar het heeft zeker veel te maken met dat wat Jezus liefde of liefhebben noemt. Ik vind het bijzonder dat Hij die diepe woorden verbindt met De Geest, maar tegelijk ook met het onderhouden van geboden.
Zal ik proberen het eenvoudig te zeggen? Het verlangen naar de Geest of de kern van ons geloof heeft twee dingen op het oog: allereerst het diepe besef dat er van ons wordt gehouden. Ten tweede is dat dat we van onszelf en van elkaar moeten houden. Het klinkt wat nuchter, als het gaat om het onderhouden van geboden, maar de liefde is toch heet eerste en voornaamste gebod. Zo vlak voor Hemelvaart en Pinksteren worden wij uitgenodigd terug te keren tot de kern van dat wat ons tot gelovigen maakt. En daarin kunnen en mogen we kracht en vreugde ervaren.
OVERWEGING 25 JUNI – COEN VAN LOON – OPENING TENTOONSTELLING
Pastor Coen van Loon heeft zijn overweging van 25 juni bij de opening van de tentoonstelling voor de website iets bewerkt en uitgebreid.
Evangelie (Mt. 10, 26-33)
Toen Jezus zijn apostelen uitzond zei Hij hen:
26 Word niet bang voor de mensen.
Want niets is verhuld dat niet onthuld zal worden,
en niets is verborgen dat niet bekend zal worden.
27 Wat Ik jullie zeg in het donker, zeg dat in het licht.
Wat jullie in het oor gefluisterd krijgen,
verkondig dat vanaf de daken.
28 Wees niet bang voor hen die het lichaam doden,
maar de ziel niet kunnen doden.
Wees eerder bang voor hem
die en ziel en lichaam kan ombrengen in de hel.
29 Twee mussen kosten toch maar een stuiver?
En daarvan zal er niet één op de grond vallen buiten jullie Vader om.
30 Bij jullie zijn zelfs alle haren op je hoofd geteld.
31 Wees dus niet bang.
Jullie zijn meer waard dan een hele zwerm mussen.
32
33 Wie Mij verloochent tegenover de mensen,
die zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader in de hemel.
Toen:
“In de ochtend van 25 juni 1572 verschijnen dertien geuzenschepen op de rivier de Merwede aan de voet van de stadswallen van Gorcum. Aan de scheepsmasten wapperen processievaandels, sommige piraten dragen kazuifels, anderen drinken ostentatief uit miskelken. De meeste inwoners van Gorcum zijn geschokt als zij vaststellen dat de aanhangers van de Prins en de vrijheid zich gedragen als kerkschenders. Maar de angst overstemt de verontwaardiging, en niemand blijkt bereid om de kapers een strobreed in de weg te leggen. De laatste weerstand wordt gebroken door de propagandapraatjes van de vijfde colonne in de stad: aan de oude religie zal niet geraakt worden, de geuzen zullen de Tiende Penning (Een omzetbelasting van 10% op de verkoop van roerende goederen; ingesteld door de hertog van Alva) afschaffen, de prijzen van meel en brood zullen omlaag gaan !
In Gorcum bevonden zich een nonnenklooster en een franciscaner mannenklooster. Claes Pieck, de gardiaan (overste) van dat laatste klooster, nam de nodige voorzorgsmaatregelen. Hij evacueerde de nonnen naar de even buiten de stad gelegen vesting van baljuw Turck. Anderen moedigde hij aan zo veel mogelijk uit te wijken naar familie of andere kloosters in de omgeving. Ook bracht hij waardevolle spullen, zoals misbekers, in veiligheid. Die zouden immers makkelijk ten prooi vallen aan de geuzen. Een dag later werden elf franciscanen en vier wereldheren, waaronder de pastoor van Gorcum, Leonardus Veghel en de onderpastoor, Nicolaas van Poppel, gevangen genomen en begonnen de martelingen en kwellingen.”
Nu:
25 juni 2017. 12e zondag van het liturgische A-jaar.
Jeremia 20,10-13 Psalm 69 Romeinen 5,12-15 Mattheus 10,26-33
Het is opvallend aan de Bijbel dat, wanneer je met een bepaald woord of thema in je gedachten,
een tekst leest, er plotseling een ander licht ontstaat waarin je het leest. Dat geldt voor mij
met de lezingen van vandaag. Nu lees ik het vanuit het thema van de tentoonstelling die straks geopend wordt: ‘staan voor je geloof – martelaarschap als verbindend begrip’.
En dan zie je ineens in zowel de eerste lezing van Jeremia als in het evangelie hoezeer dat ‘staan voor je geloof’ aanwezig is.
Jeremia is een van de krachtigste profeten uit het Oude Testament. Tegen alle verdrukking in, blijft hij het woord van God verkondigen. Maar in het stuk dat wij vandaag lezen wordt het hem teveel; hij wil niet meer. Hij heeft er zo op gehamerd dat er ontzetting overal is, dat dat zelfs de naam is die mensen hem geven: “Jeremia sprak: Ik hoor veel mensen fluisteren: daar heb je `’Ontzetting-overal’. Geef hem aan. Ja, we geven hem aan. Al mijn vrienden willen niets liever dan mijn ondergang. Ze zeggen: `Misschien laat hij zich misleiden, dan overmeesteren we hem en kunnen we ons op hem wreken.’
Hier maken we kennis met de zielenstrijd van Jeremia. Zal hij blijven zwijgen of zal hij nieuwe kracht ontvangen? In situaties van wanhoop kun je je van alles in je hoofd halen en dat gebeurt hier met Jeremia. Maar dan herpakt hij zich en roept hij uit: ‘JHWH is bij mij als een machtige strijder. Mijn achtervolgers vallen neer, ze zullen niet overwinnen, ze worden diep beschaamd. Hij kan God weer zien als de God, die hart en nieren doorgrondt. “Heer van de hemelse machten, die alles rechtvaardig onderzoekt, die hart en nieren doorgrondt, laat mij zien hoe U wraak neemt. Ik heb immers mijn zaak in uw handen gelegd.”
Geloof en zielenstrijd, vertrouwen en wanhoop, het zijn schijnbare tegenstellingen.
Maar beide komen we tegen ook bij deze Jeremia, deze boodschapper van God.
En we horen hier hoe juist op de bodem van de menselijke wanhoop het keerpunt kan liggen naar overgave en vertrouwen op God.
Een dergelijke zielenstrijd moet twee weken lang door de pastoor en de kapelaan van Gorcum, de elf franciscanen, de dominicaan, de reguliere kanunnik van sint Augustinus en de twee norbertijnen uit Monster, gegaan zijn, nadat zij op 26 juni 1572 gevangen werden gezet. Twee weken lang werd hen kwaad bejegend en werden zij gemarteld. Hun groep was groter. Een aantal van hen hield het niet vol en gaven hun geloof in de paus en in de eucharistie op. Zij kwamen vrij. Negentien van hen hielden het vol trouw te blijven aan het katholieke geloof waarbuiten voor hen geen eeuwig heil mogelijk is.
Die vrijlating vergrootte de druk op hen. Ook familieleden werden bij hen toegelaten, die bij hen erop aandrongen hun geloof op te geven. Zij hielden echter stand.
Het is moeilijk voor te stellen dat iemand bereid is te sterven omdat hij of zij zijn waarheid niet op wil geven. Iemand schreef mij in de afgelopen dagen: “Ik heb altijd een beetje moeite met het begrip martelaren, vooral met de martelaren van onderlinge religieuze twisten. Hoe belangrijk is het om onwrikbaar vast te houden aan tamelijk onbelangrijke details in de geloofsleer. Ze waren slachtoffers, dat is waar, maar onnodige slachtoffers als de leer aan beide zijden niet zo fundamentalistisch was beleden.”
Het is niet voorstelbaar wat er in de uren en de dagen wanneer de dreiging groot is, wanneer je weet dat men kan komen om je op te pakken, te martelaren en te doden, door een mens heengaat. In het boekje, dat bij de tentoonstelling hoort en dat u vanaf vandaag kunt kopen, hebben wij het geestelijk testament opgenomen van Christian de Chergé. Samen met zes andere monniken is hij in 1996 in Algerije uit zijn klooster ontvoerd en vermoord. Vlak daarvoor schreef hij een geestelijk testament, dat begint met: ‘Als een terrorist mij vandaag vermoordt’.
Hij schrijft: “Ik heb lang genoeg geleefd om te weten dat ik mede schuld heb aan het kwaad dat in de wereld helaas lijkt te zegevieren, zelfs aan het kwaad dat me blindelings kan treffen. Als het zover is, zou ik graag in een flits de luciditeit hebben die me in staat stelt vergeving te vragen aan God en aan mijn broeders in het menszijn en tegelijk van ganser harte hem te vergeven die mij ombrengt….. Ik zal immers, als het God behaagt, mijn blik kunnen laten opgaan in die van
de Vader om samen met Hem naar zijn moslim-kinderen te kijken. Dan zal ik ze zien zoals Hij ze ziet, badend in het licht van Christus’ heerlijkheid, vrucht van zijn Passie en bekleed met de gave van de Geest, die altijd met verborgen vreugde gemeenschap tot stand zal brengen en, spelend met alle verschillen, de overeenkomsten herstelt.”
Voor Christian de Chergé, voor de martelaren van Gorcum en voor al die anderen die vasthielden aan hun waarheid en daarvoor stierven, moet het evangelie van vandaag een troost zijn geweest.
Jezus zegt tegen zijn leerlingen:
- Word niet bang voor de mensen. Wat Ik jullie zeg in het donker, zeg dat in het licht,
verkondig dat vanaf de daken,
– Wees niet bang voor hen die het lichaam doden, de ziel kunnen zij niet doden.
– Van een zwerm mussen zal er niet één op de grond vallen buiten jullie Vader om.
Wees dus niet bang. Jullie zijn meer waard dan een hele zwerm mussen.
Dit evangelie staat in het hoofdstuk, waar Jezus de leerlingen de opdracht geeft erop uit te gaan.
De uitzendingsrede wordt dit genoemd. Hij geeft de apostelen een aantal aanwijzingen hoe zij op
pad moeten gaan en hoe ze moeten handelen onderweg. Hij bereidt hen voor op de tegenstand
die ze zullen ondervinden, tot vervolgingen aan toe.
“Als iemand partij kiest voor Mij bij de mensen,
zal ook Ik partij kiezen voor hem bij mijn Vader in de hemel.”
Hier ligt wel een theologisch vraagstuk waar al eeuwenlang mee geworsteld wordt: ‘Als God beschikt over leven en dood (niet één mus valt op de grond buiten de Vader om’), heeft hij dan ook de hand in ziektes, in ongelukken, en in rampen? Komen al die vreselijke dingen ook van God? Het is een vraag waar gelovigen keer op keer mee worstelen. Het voert te ver hier nu op in te gaan. Maar al die theologen zijn het er wel over eens dat dat dit vers juist bedoeld is als een bemoediging: we zijn in Gods hand, in leven en sterven.
Daarmee zijn dit woorden die eeuwenlang kracht, steun en troost hebben gegeven aan al die miljoenen christelijke martelaren die vasthielden aan hun geloof tot de dood er op volgde.
Het gaat door tot op vandaag.
Paus Franciscus zei twee jaar geleden:
“Vandaag zien wij terneergeslagen hoe in het Midden Oosten en elders in de wereld vele van onze zusters en broeders vervolgd worden, gemarteld en gedood vanwege hun geloof in Christus. In deze
derde wereldoorlog, die fragmentarisch wordt uitgevoerd, vindt een vorm van genocide plaats,
die gestopt moet worden.”
Hoe kunnen wij dan spreken van martelaarschap als een verbindend begrip?
Precies omdat de herinnering aan al deze miljoenen martelaren niet verloren mag gaan.
De kerk wordt gedragen door hun opoffering.
Als het gaat om kracht en vasthoudendheid, dan kunnen we bij hen terecht.
Wanneer wij de getuigenissen lezen van mannen en vrouwen die voor hun geloof gestorven zijn,
dan zien we een aantal kenmerken.
- Zij hebben aandacht voor armen en zwakken;
- Zij bidden en vergeven de daders;
- Zij tonen een bereidheid zich aan te laten houden om anderen te redden;
- Zij zijn bereid vrijwillig het lot te delen van mensen die gedeporteerd worden;
- zij zijn bereid in de gevangenis hun medegedetineerden geestelijke bijstand te verlenen;
- zij ervaren de gevangenis als een school van eenheid onder christenen, .
- zij vluchten niet wanneer het nog kan omdat zij hun zusters en broeders niet in de
steek willen laten;
En, tot slot:
- De pijn en de vervolging (o.a. in Oost-Europa in de vijftiger jaren van de 20ste eeuw) waren voor de christenen, orthodox, katholiek, evangelisch etc. werkelijk een school van eenheid. Daarvoor zorgden het gemeenschappelijk gebed en het gedeelde lijden.”
Martelaarschap verbindt ons met deze mensen;
het verbindt ons met gelovigen van een andere achtergrond omdat zij vaak hetzelfde lot ondergaan;
het verbindt ons met een ieder die achtervolging en onderdrukking moeten ondergaan.
Het is een verbinding vanuit ons christelijk geloof die ons terugbrengt tot een grondhouding:
‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’.
Wat weer een gedachte oproept aan een zin uit het Onze Vader:
‘maar, God, niet mijn wil maar Uw wil geschiedde’.
Het werkt helend om steeds weer nieuwe verbindingen te maken.
Wij hoeven hier niet elke keer weer bij stil te staan. Wel mogen we niet vergeten dat ontzetting nog steeds overal is. Onderdrukking, burgeroorlogen en ideologieën bedreigen telkens weer menselijke waarden en waardigheid.
Dat is de herinnering die de martelaren van Gorcum ons vanuit deze ramen meegeven:
vergeet niet, houdt stand, geloof in God, blijf geloven in het goede, in de liefde voor iedere mens.
Het was een lange weg tot deze dag. Martelaarschap is geen gemakkelijk begrip. Een andere opmerking die wij in deze dagen regelmatig hoorden:
“Wij kunnen ons niet meer ‘De Martelaren’ noemen. Die naam is gekaapt door de jihadisten, die moord en verderf zaaien, zichzelf daarbij meestal opblazen en dan het martelaarschap claimen.”
Wat wij beogen met al deze activiteiten rond de datum van 9 juli is het woord zijn (christelijke) inhoud weer terug te geven; recht te doen aan hen die voor hun geloof gestorven zijn.
Zoals aan het begin van de tentoonstelling staat:
“Er zullen altijd mensen zijn die geloven in vrede en verdraagzaamheid en die opkomen voor de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van wetenschap, de vrijheid van geloof.
Nog steeds kunnen zij, strijdbare mensen die zich hard maken voor politieke of sociale gerechtigheid, ‘martelaar voor een goede zaak’ worden.”
Vanuit die gedachte starten wij vandaag deze festiviteiten.
Amen
TOESPRAAK DS ROB VISSER – 9 JULI
Amsterdam, 9 juli 2017 Rob Visser, stadsdominee
Hier staande in een kerk met de naam “Martelaren van Gorkum” is , denk ik wel duidelijk, dat we dit jaar met de herdenking van 500 jaar Reformatie helemaal niets te vieren te hebben. Eigenlijk is het een diepe tragedie, die zich destijds voltrok. Luther heeft dit nooit gewild. Christenen, die elkaar naar het leven staan en menen de waarheid in pacht te hebben. De benaming van deze kerk spreekt in deze boekdelen. Er valt daarom dit jaar met 500 jaar Reformatie helemaal niets te vieren. Christenen, die elkaar zo nodig hadden en hebben raakten elkaar kwijt. Een lange zoektocht bleek nodig om zowel het Protestantisme als het Rooms Katholicisme weer enigszins in balans te brengen.
Ik had het voorrecht om in de jaren zeventig in Utrecht te studeren samen met de KTHU-studenten. Je trok op met toekomstige collega’s binnen de RKK. Daar heb ik van genoten. Ik maakte de euforie mee, waarin we onder leiding van Prof. Berkhof als voorzitter van de Nederlandse Raad van Kerken elkaar zochten en zelfs vonden. Het resultaat van het aggiornamento, begin zestiger jaren door mijn favoriete paus Johannes XIII geïnstigeerd, was een oecumenische herkenning met mooie horizonten. In de jaren tachtig mocht ik nog samen met de hulpbisschop van Utrecht monseigneur De Kok (destijds mijn hoogleraar kerkgeschiedenis ) de eucharistie meevieren en uitdelen. Talloze oecumenische vieringen heb ik mogen meevieren. Maar het zou anders lopen. Luiken sloten en het oecumenisch élan vloeide weg. Maar de hemel heeft humor. Precies 50 jaar na de dood van Johannes XXIII diende zich weer een paus aan met de naam Franciscus. En zoeken we opnieuw de grenzen op van wat kerkelijk mogelijk is en geven de moed niet op.
“Eenheid zal een gevolg zijn van vernieuwing”, zo sprak Dr.Visser ’t Hooft en Paus Johannes XXIII zou het nog indringender zeggen: “ De kerken dienen in de oecumenische beweging op weg te zijn te ontdekken wat het betekent om als hele kerk het hele Evangelie te brengen aan de hele wereld”. Het gaat om vernieuwing van het Christelijk leven der gelovigen”.
Zoeken naar eenheid is bereidheid opbrengen aan jezelf te sterven. De ander tot op het bot serieus nemen. Als stadsdominee heb ik het voorrecht de stad te dienen, die met drie kruisen wordt gekenmerkt en waaraan koningin Wilhelmina in 1947 uit erkentelijkheid voor wat de stad deed in de tweede Wereldoorlog de drie woorden gaf: “heldhaftig, barmhartig en vastberaden”.
Een stad, waarover Geert Mak schreef in zijn recentelijk verschenen boek ”de levens van Jan Six”. Hij citeert daar de militaire adviseur van Koning Lodewijk XIV, die vol walging over Amsterdam schreef als “een stad, waar arminianen, wederdopers, libertijnen, en wie ook, om maar te zwijgen over Turken, Joden en Perzen” door elkaar leefden en nog wel in alle vrijheid!”
Daarom past het juist deze stad, die vanuit haar geschiedenis gekenmerkt wordt door tolerantie en waar dus ook tot deze dag de PVV geen voet aan de kracht kreeg na te denken over wat ons te doen staat in dit tijdsgewricht, waarin de hele wereld een ongekend veranderingsproces doormaakt. Het gaat om klimaatbeheersing, kwestie Korea, IS, de onafzienbare vluchtelingenstroom vanuit Afrika, de positie van Europa, die zich geconfronteerd weet met opkomende economieën als China en India.
En wie nu ongemakkelijk wegkijkt, want het gaat toch niet over politiek in de kerk, moet wel weten, dat oecumene beduidt: “de hele bewoonde wereld”. Het gaat God om de gehele wereld, met minder kan het niet toe en oecumene veronderstelt bewogenheid met die wereld, bewogen broeders en zusters, beweeglijk als wilde ganzen!
Binnen de Protestantse Kerk kijken we met gepaste jaloezie naar uw kerkleiders. Paus Johannes XXIII, die een indrukwekkende vernieuwingsbeweging inzette door Vaticanum 2 bijeen te roepen in 1961, maar ook Johannes Paulus II , die op bezoek ging bij de Russisch orthodoxe Kerk, de Moslimleider en Israel. Daar sprak deze paus het bijzondere gebed: God onze Vader. U hebt Abraham en zijn nageslacht uitverkoren om de volkeren uw naam te brengen. Wij zijn ten diepste bedroefd om het gedrag van al degenen, die in de loop van de geschiedenis uw kinderen leed hebben berokkend en we vragen daarvoor vergeving. We willen ons inspannen om ware broederschap-op te bouwen net het volk van het Verbond.
En nooit zullen we de dag vergeten, dat de huidige paus Franciscus zijn pontificaat aanvaardde met de woorden, “broeders en zusters, goedenavond” om dan vervolgens voor een doodstil Pietersplein 17 seconden zich te buigen voor God en de menigte alvorens de zegen uit te spreken De tijd zal leren hoe groot de verdienste van deze kerkleider zal zijn, maar reeds na 4 jaar is die ongekend.
Ik spreek hierover met vreugde, want deze paus is ook onze paus, ook mijn paus. De drie woorden van Amsterdams karakter slaan evenzeer op hem: vastberaden, heldhaftig en barmhartig.
Daarom is het goed, dat we in uw Niciolaasbasiliek eind oktober de Reformatie van 500 jaar geleden herdenken. Een beweging, die eigenlijk niets anders wilde dan goede antwoorden zoeken op de RK vragen. Luther was en bleef een door en door Roomse jongen, die geen andere kerk wenste, maar nieuwe impulsen wilde geven aan vastgeroeste praktijken en daarin vanuit het verstaan van de Romeinenbrief de kerk voorhield, dat andere accenten gelegd dienden te worden.
Het staat vast, dat Luther van wat er in die 500 jaar is gebeurd zich ten volle zou distantiëren. De tergende verdeeldheid en het dogmatisme, de zucht tot verkerkelijking van de werkelijkheid ipv verwerkelijking van de kerkelijkheid ( vd. Heuvel), het zou hem en de mede-Reformatoren verbijsteren.
Maar gelukkig leren we bewegen. En bewegen kost energie en kost bereidheid om te volharden. Niet bij de pakken neer te zitten maar bereid te zijn aan jezelf te sterven.. Soms brandt het kaarsje van de hoop, soms flakkert het. Maar we houden vast en we houden vol. Zoals prof. Berkhof, die, zoals gezegd, in de zeventiger en tachtiger jaren heel veel betekend heeft voor de oecumenische beweging in ons land het zei:
Moed is er nodig om nog maar steeds te berusten in de veelheid van kerken en Avondmalen. Voor de nieuwe weg naar eenheid is geen moed nodig, maar een zelfverloochenende en niet versagende geloofsgehoorzaamheid.
Laten we lijken op de kaarsen, die we zo veelvuldig branden in ruimten als deze. En zo’n kaars kan ons tot een les zijn. Want als we dan zo graag het licht van eenheid ,van troost en inspiratie willen uitstralen en daartoe ons hart brandende houden vol verwachting op wat komen gaat, dan zal het ons ook vergaan als deze kaars. Langzaam slijten we aan onze roeping, langzaam branden we op maar zoals Prediker het zegt: God zoekt weer op, wat voorbijgaat. En dan komen er weer nieuwe impulsen, nieuwe woorden en nieuwe gedachten en zullen nieuwe kaarsen gaan branden met andere kleuren en in andere gedaanten. En het licht van díé hoop zal nooit doven!
OVERWEGING 16 JULI – PASTOR KO SCHUURMANS – 2 MARTELARENPAROCHIES
Verkondiging Martelaren van Gorcumfeest
16 juli 2017 Koog – Zaandijk / Amsterdam
– gelezen: 2 Korinthe 4,7 – 15 en Matteus 13, 1 – 9
Stel je voor: er stormen nu een aantal IS-soldaten de kerk binnen, ze zetten ons letterlijk het mes op de keel en we kunnen kiezen: of we worden moslim van het radicaalste soort of we blijven trouw aan ons christelijk geloof, maar dan worden we vermoord. Wat doen we? Ik denk dat de meesten van ons voor het eerste zullen kiezen, want wie wil er nu martelaar worden? Of zijn er toch een paar helden onder ons? Laten we maar geen vingers opsteken. Je weet immers niet hoe je werkelijk zult handelen in zo’n vreselijke situatie. Voor christenen in de door IS veroverde gebieden was en is het echter bittere realiteit. Maar ook daarbuiten worden christenen vervolgd. Ze vluchten massaal weg uit het Nabije Oosten. Of ze worden hevig gediscrimineerd. In Pakistan bijvoorbeeld. En de lijst is daarmee nog lang niet compleet.
We gedenken vandaag de martelaren van Gorcum, de patroonheiligen van onze kerken hier in Amsterdam – Oost en in Koog-Zaandijk. Zij werden vermoord, omdat zij hun geloof in de werkelijke aanwezigheid van Jezus Christus onder de gedaante van brood en wijn in de eucharistie niet wilden opgeven. Ook hielden zij vast aan de paus als leider van de Rooms Katholieke Kerk. In deze tijd zou een dergelijke moord op die 19 mannen in onze streken onmogelijk zijn. Maar toen?
Daarom gaan we terug naar de 16de eeuw. Het was een tijd met veel veranderingen in Europa op allerlei gebied. Dat gold ook voor Nederland. Het gewone volk en de lage adel verarmde. De reformatie kwam op en had de contrareformatie tot gevolg. De Nederlandse gewesten probeerden zich te ontworstelen aan de Spaanse overheersing, die dat niet zonder slag of stoot liet gebeuren. Verschillende steden werden ingenomen door de Spaanse soldaten. Andere steden hielden stand of werden juist ingenomen door de opstandelingen. De opstand o.l.v. Willem van Oranje trok natuurlijk ook veel ruig volk aan. Op sommige plekken grepen zij de macht. Denk maar aan geuzenleider Willem van Lumey, Graaf van der Marck, die huishield in Gorcum en Den Briel. Hij leidde de moord op de paters, broeders, bisdompriesters, die op 9 juli 1572 in Den Briel werden opgehangen. Een versje over hem luidt:
Lumey, graaf van Marcke, hij leefde als een beest en stierf als een varken! Wat had ik dus als jongen op school al moeite om enthousiast te moeten zingen van In naam van Oranje doe open de poort! De geuzen die staan voor de Briel! Er werden wel katholieken vermoord! realiseerde ik mij toen al. Over die beroerde situatie zingt het eerste couplet van het lied dat wij straks tot slot van de viering gaan zingen over onze martelaren van Gorcum.
Zij waren afkomstig van dichtbij of van veraf (Vlaanderen, Brabant, Limburg, Duitsland). De oudste martelaar, broeder Willehad, was zelfs afkomstig uit Sleeswijk- Holstijn (toen Denemarken). Daar vandaan moest hij vluchten. Hij zocht rust in Engeland. Ook daar vond hij het niet. In Gorcum beland werd ook hij opgepakt. Waarom werden al die monniken en wereldpriesters opgepakt? Ze deden toch alleen maar goed werk? Als representanten van de katholieke kerk werden zij echter door de geuzen gezien als verlengstuk, trawanten van de fanatiek katholieke koning van Spanje Philips de II en zijn vertegenwoordiger de hardvochtige hertog van Alva. We zingen er straks over in het tweede couplet.
In een oude turfschuur even buiten Den Briel werden de 19 kerkmannen vermoord. Was het een heldendaad? Zij zochten echter de dood niet. Niet alle opgepakte monniken en priesters hielden bovendien stand tijdens de martelingen, die vooraf gingen aan hun dood. Sommigen bekeerden zich onder druk tot de nieuwe godsdienst, het protestantisme. Herkenbaar niet? En zij die stand hielden waren het allemaal heiligen? Dat kun je niet zeggen. Andries Wouters bijvoorbeeld was pastoor in Heinenoord en leefde er samen met een vrouw, dat ook toen verboden was. De norbertijn Jacques Lacops verliet in 1566 het klooster en sloot zich aan bij de reformatie. Hij schreef een boekje tegen de verering van heiligen. Hij kreeg echter spijt en bekeerde zich opnieuw. Govaert van Duynen was al op leeftijd. Wist hij nog wel waar het allemaal over ging? De jonge broeder Cornelis van Wijck was reuze aardig maar ook een beetje dom. Hij wist niet waarom hij werd opgepakt. Bij zijn verhoor zei hij: ik geloof alles wat de gardiaan (de overste) gelooft, want de gardiaan gelooft wat de heilige kerk gelooft! En die andere mannen? Ach, wat is heilig? Hoe het ook zij: de martelaren blijven getuigen – als zelfstandig naamwoord en als werkwoord – van de haat van nota bene medechristenen, hun broeders in het christelijk geloof. Daarover zingen we straks in het derde couplet.
Paulus probeert in zijn 2de brief aan de volgelingen van Jezus in de havenstad Korinthe al die mensen die vervolgd worden om hun geloof moed in te spreken. Ook hijzelf wordt naar het leven gestaan. Hij bemoedigt de eerste christenen, de martelaren van Gorcum en alle vervolgde christenen in onze tijd. Is de tekst niet voor ons bedoeld? Wij kennen immers geloofsvrijheid. Of toch?
Terug naar de martelaren van Gorcum en hun geloof, waaraan zij vasthielden, waarom zij werden vermoord. We zijn er bijvoorbeeld allang achter dat het geloof van protestanten en katholieken in de tegenwoordigheid van Jezus tijdens de eucharistie / het avondmaal veel meer met elkaar overeenkomt dan in ieder geval toen gedacht werd. Hun martelaarschap blijft echter betekenis houden als wij – katholieken en protestanten – gaan inzien dat eucharistie- / avondmaalvieren ons boven alles richt op Jezus en ons oproept tot een vrijmakende navolging van Hem. Het is een sacrament dat moed geeft om het uit te houden in dit leven. Als je onder druk wordt gezet bijvoorbeeld in je familie, op je werk, dan word je door die kracht van God toch niet in het nauw gedreven. Ben je in nare situaties om raad verlegen, radeloos zul je niet worden. Word je gepest, getreiterd, vervolgd, God laat je niet in de steek. Ga je onderuit? God zal je nooit loslaten. Voorwaarde is wel, zegt Paulus, dat je gelooft, blijft geloven in Jezus. Dat je hem wilt blijven volgen. En wie gelooft zal blijven spreken oftewel zich blijven verzetten tegen alles wat je aan nare dingen en onrecht om je heen ziet en meemaakt. Dat is het zaaien waartoe wij worden opgeroepen in de evangelielezing naar Matteus. Het zaaien van al het goede waartoe Jezus ons oproept. Ook al gaat veel van het zaad verloren. Is je zaaien tevergeefs. Als je zo gelooft, sluit Paulus af, dan geef je niet – nooit de moed op. Door God zul je hoe dan ook overeind blijven, zeg maar blijven leven! En zijn dat ook geen bemoedigende woorden voor ons, die hoewel niet vervolgd worden vanwege ons geloof het toch lang niet altijd gemakkelijk hebben? Vanwege de anti-christelijke sfeer die steeds meer gaat heersen in ons land. We zingen erover in het vierde couplet van ons slotlied.
Het laatste, vijfde couplet van het slotlied gaat nadrukkelijk over nu. De Spaanse bezetting ligt al eeuwen achter ons. Ook de bezetting door de Duitsers hebben de meeste Nederlanders niet meer aan den lijve meegemaakt. Wij leven – goddank! – in een vrij land. Daarnaast groeit de samenwerking tussen de christelijke kerken op tal van terreinen. Hoe kunnen wij die bevorderen? Niet door te blijven hangen bij al te ingewikkelde vaak door de geschiedenis gekleurde tegenstellingen, maar door gezamenlijk te zaaien oftewel te ijveren voor recht en vrede omwille van een leefbare wereld voor iedereen! En is dat niet wat God van ons vraagt? Maar ons ook zijn geestkracht en moed geeft om het daadwerkelijk te doen? Vandaag worden wij opgeroepen de gedachtenis van onze martelaren van Gorcum hoog te houden. Door zelf martelaar te worden? Dat hoeft niet per se. Als we maar getuigen willen worden, want het woord martelaar en getuige beteken ten diepste hetzelfde. Getuigen willen worden van Gods bevrijdende vrede, barmhartigheid en liefde over grenzen heen. Hoe? Door Jezus’ woorden in Godsnaam handen en voeten te geven in ons midden. Vanuit de martelaren van Gorcumkerk in Koog-Zaandijk. En vanuit de martelaren van Gorcumkerk hier in Amsterdam-Oost. Is dat geen betere naam dan het toch wat deftig, koninklijk klinkende Hofkerk? Of is dat geen aardige opmerking van een toevallige gast? Ach, wat geeft het. Als we Jezus maar blijven volgen. Hoe dan ook. Omwille van vrede en gerechtigheid. Hier en daar. Daar en hier.
Amen!
Ko Schuurmans, pastor
Martelaren van Gorcum-lied
muziek: John Darwall 1731 – 1789
tekst: Ko Schuurmans
Een land in rep en roer geteisterd door de strijd
om vrijheid en wie hier de ware kerk belijdt.
Wie grijpt de macht?
Gepeupel slaat onschuldigen met domme kracht!
Gekomen soms van ver die mannen van de kerk,
zij dienden slechts vol trouw de mensen met hun werk.
Waarom toch slecht?
Trawanten van de koning tegen wie men vecht!
Van Gorcum naar den Briel, gehangen in een schuur,
vermoord om hun geloof, gedoofd hun levensvuur.
Een heldendaad?
Getuigen blijven zij van wrede broederhaat.
Standvastig hun geloof in Jezus, die als brood
en wijn voor ons zijn leven geeft tot in de dood.
Wat vragen zij?
Volg Jezus in zijn woord en daad. Hij maakt je vrij!
Goddank zijn wij bevrijd van meer dan vreemde macht,
de grenzen van een kerk zijn minder dan gedacht.
Wat maakt ons één?
Gods weg naar recht en vrede voor elkaar alleen!
– voor de jubilerende parochie van de H.H.Martelaren van Gorcum
te Koog – Zaandijk (1932 – 2007)
OVERWEGING LEO NEDERSTIGT – 10 SEPTEMBER
Lezingen: Rom. 13, 8-10 en Matth. 18,15 -20
Hoeveel duizenden mensen zullen niet ziek zijn? Er zijn vele mensen, die deze dagen een ziekte hebben opgelopen. Ze zijn verkouden of hebben een Er zijn er ook die een langdurige ziekte onder de leden dragen. Ik maak mensen mee, die graag leven, maar toch weten, dat hun leven niet al te lang meer zal duren en besef hebben van de beperktheid van hun lichaam.
Mensen kunnen zich ook ziek voelen door de omstandigheden waarin ze leven. Degenen met wie ze het leven delen of van wie hun leven of hun werk afhankelijk is, maken dat zij zich ziek voelen. Informatie, die je van buiten af bereikt, zoals datgene wat in Sint Maarten gebeurt, kan maken dat je je helemaal niet goed voelt.
Het kan zijn dat je je ziek voelt doordat je ruzie met die of die hebt. Je wordt slecht begrepen. Je hebt iemand beledigd of gekwetst. Je hebt iemand echt kwaad gedaan en daardoor gemaakt dat iemand geen vertrouwen meer heeft in het leven of in mensen. In de eerste lezing staat helder en duidelijk wat ons te doen staat. Onze enige schuld zal de onderlinge liefde blijven. Zo vervullen we de wet, Gods wet. Zo maken we ons leven aangenaam, niet alleen voor onszelf maar ook voor anderen. Maar hoe komen we zover? Hoe kunnen we met onze eigen beperkingen omgaan maar ook met de beperkingen van hen die op onze weg komen.
Ik weet niet, hoe u hierover denkt, maar waartoe zijn we geneigd, als iemand ons iets aandoet? Het gebeur nogal eens, dat we elkaar of anderen vertellen, hoe benard of hoe rot iemand in elkaar zit. Het is niet zo moeilijk om allerlei minder leuke dingen te vertellen van iemand, die de oorzaak zijn van allerlei pijn of verdriet. Eerlijk gezegd kan het lekker opluchten, als we bij iemand, die daar gehoor voor heeft, dingen kwijt kunnen die ons pijn doen. We kunnen iemand in een kwaad daglicht stellen. Als we dat kunnen vertellen of tot uiting kunnen brengen, dan kunnen we onszelf of anderen beter verdragen. Zo gebeurt het vaak onder ons, maar is het de oplossing?
Ik heb zelden een praktischer Evangelie gelezen als vandaag. Er staat iets te lezen over een broeder, die gezondigd heeft. Dat kan natuurlijk ook een zuster zijn. Er wordt niet iets gezegd over de aard van de zonde. Meestal hoeven we het niet zover te zoeken. We kunnen heel ver gaan. We kunnen ook dichtbij huis blijven. Zou er een dag voorbij gaan, waarin niemand ons pijn doet, ons beledigt of ons verkeerd begrijpt? Ooit leerden we op het seminarie iedere dag ons geweten te onderzoeken. Dat kon ons scrupuleuze en minder royale mensen maken. Het kon ons ook helpen om onze voeten te blijven staan en onszelf niet te verheffen boven een ander.
Als je iemand echt beledigt, of kwaad doet, dan wordt ons een raad gegeven. Laat het merken of laat het weten. Als je de goede toon vindt en niet wacht tot de emoties enorm hoog komen te zitten, dan kan je de weldaad ontvangen, dat je begrepen wordt. De ander is zo royaal, dat hij of zij zich verontschuldigt. Je kan weer vrij en moedig voort gaan.
Vaker gebeurt het, dat je niet begrepen wordt en je nog sterker afgewezen voelt. Waarom zou je er dan niet iemand bij halen, een vriend o vriendin, met wie degene die jou beledigd heeft, ook kan opschieten. Er kan dan een gesprek ontstaan. Zo’n soort gesprek kan je helpen verder te komen .Degene, die je als schuldige aanwijst kan zich verontschuldigen. Of het gesprek loopt ui tot het besef, dat jij zelf ook niet zo goed zit. Misschien kent u zulke ontmoetingen en we mogen hopen een goed klimaat te scheppen werkelijk verder te komen.
Het kan gebeuren dat dat nog niet leidt tot inzicht of verzoening. De lezing raadt aan de kerk er bij te halen. Je haalt bij dit of dat conflict er anderen bij: mensen, die om welke reden dan ook, recht van spreken hebben en goed kunnen oordelen met respect voord degenen, door wie jij je beledigd hebt gevoeld. Het Evangelie noem t dit de kerk Het kan echt goed doen, als jij daarvoor gevraagd wordt als man of vrouw van de kerk. Dat kan je het gevoel geven serieus genomen te worden. Ook onder ons zijn er mensen aanwezig, die een goed oordeel hebben over mensen of over gebeurtenissen. Schaam je niet hen om bemiddeling te vragen Ook jouw oordeel kan het mis hebben. Pas als je dan geen gehoor krijgt, kan je iemand afwijzen als heiden of tollenaar. Dan heb je moeite genoeg gedaan. Ga niet iedereen er bijhalen om je gelijk te krijgen. Maar laat het los, zoals je dat met tollenaars of heidenen zou doen. Je weet of je voelt dat je geen stap verder komt
Ik vind deze procedure behoorlijk menselijk. Maar ik houd het niet onmogelijk dat er andere procedures zijn die werken en die dichter bij jou of bij je tochtgenoot passen. In de laatste zinnen van het Evangelie komt bij mij binnen, dat wij kracht en vermogen bezitten om onder de hoede van de Allerhoogste te werken aan eensgezindheid en open te staan voor de manier waarop de Heer zelf met ons om kan gaan. Waar twee of drie bij elkaar zijn in Zijn naam, zal Hij in ons midden zijn. Welk conflict er ook is, we hoeven niet te wanhopen. We kunnen of mogen verder gaan.
De kerk is daar een oefenplaats voor. Dat kunnen we in ons eigen midden uitproberen, in welke omstandigheden we ook leven. We kunnen verder komen, ook in conflicten. die ons ziek kunnen maken, ons van elkaar of van onszelf kunnen vervreemden.
OVERWEGING COEN VAN LOON – 24 SEPTEMBER
Opening van het seizoen. Jes. 55, 6-9; Matteüs 20, 1-16a
Lang heb ik moeite gehad deze parabel goed te lezen. Ik begreep de Landheer en zag het verband niet tussen deze parabel en de uitleg die Jezus geeft over het rijk der hemelen. Het morren van de arbeiders van het eerste uur begreep ik en ik sloot mij er van harte bij aan: mensen die maar één uur werken en de brandende hitte van de dag niet hebben gedragen, die moeten natuurlijk meer betaald krijgen dan zij die nauwelijks gewerkt hebben. Waren er in die tijd vakbonden geweest, dan zouden ze moord en brand hebben geschreeuwd.
Met die wat primaire reactie van onrust en boosheid vergat ik echter de woorden van Jesaja die bij dit Evangelie gezocht zijn: “Zoals de hemel hoog boven de aarde is, zo hoog gaan mijn wegen uw wegen te boven en mijn gedachten uw gedachten. Uw gedachten zijn nu eenmaal niet mijn gedachten, mijn wegen niet uw wegen”. Dat is de invalshoek van waaruit deze parabel gelezen moet worden. Ik denk, inderdaad, zoals iemand zei, dat er een soort shocktherapie nodig is
om ons te laten inzien dat Bijbelse gerechtigheid niet samenvalt met wat wij onder rechtvaardigheid verstaan. Lees je de parabel, de gelijkenis, goed dat zie je de landheer zich keurig aan de afspraak. De mensen die later kwamen heeft hij helemaal niets beloofd:
hij heeft alleen gezegd dat de betaling rechtvaardig zal zijn. Maar hoe zit het dan? Waarom denken wij dat dit onrechtvaardig is? Hebben wij soms geleerd om dit onrechtvaardig te vinden?
Er is een ander stuk uit het Oude Testament waar wij naar kunnen kijken. In Deuteronomium 24, 14 staat: “een arme en behoeftige dagloner, een volksgenoot of een vreemdeling die in uw stad of in uw land woont, moogt ge niet hard behandelen. Iedere dag moet ge hem voor zonsondergang zijn loon uitbetalen, want hij is arm en ziet er verlangend naar uit. Anders roept hij de Heer tegen u aan en laadt ge schuld op u.” Dit is dus Bijbelse gerechtigheid: je zorgt voor hen die nauwelijks iets bezitten. En daarmee krijgt deze gelijkenis een radicale diaconale wending.
Die dagloners hadden verder geen inkomsten. Met het geld dat ze ’s avonds in handen kregen, als hun dagloon, konden ze inkopen doen voor zichzelf en hun familie. Het moest en moet iedere dag opnieuw verdiend worden. Deze dagloners weten niet waar ze morgen van kunnen leven.
Zij van het eerste uur hebben het werk gedaan dat gebeuren moet. Voor hen die het laatste kwam was er niet genoeg werk meer; zij kregen die ene denarie omdat God dat van de landheer vraagt.
We zouden kunnen zeggen dat dat bedrag symbool staat voor Gods dagelijkse zorg voor mensen,
God is die goed is, woorden van liefde doet….. Zoals een adelaar jongen op vleugels draagt, zo draagt God Zijn mensen als vrienden op handen. Jezus zegt: ‘Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen’. Daar moet dan wel bij gezegd worden dat wij de mensen zijn die dit in Zijn Naam in praktijk moeten brengen.
In deze dagen zijn er twee mensen die een erfenis met ons delen.
Op 3 en op 10 september heeft Leo Nederstigt zijn erfenis uitgedeeld. Er zijn zo’n duizend boekjes over de toonbank gegaan en er wordt aan een tweede druk gedacht. Nou, denk ik dan, Leo, je had ook wel 2 of 3 euro voor dat boekje kunnen vragen. Maar, nee, zo is Leo niet. Hij ziet dat boekje echt als een geschenk voor de mensen die hij liefheeft. Daarom heet dat boekje ‘ik hou van jou’. En op de portretten in het boekje van de mensen die hij liefheeft, zie je dat ze van alle rangen en standen zijn.
De ander die naar een erfenis gevraagd werd is Eberhard van der Laan. In het programma zomergasten, enige weken geleden zag je dat hij geraakt was door de verbroedering die plaatsvond voor het huis van Ajax-voetballer Abdelhak Nouri in Geuzenveld. Deze week moet er diezelfde ontroering geweest zijn toen duizenden Amsterdammers voor zijn huis een aubade brachten. Aan het eind can het gesprek vraagt de interviewster: “Wat is je erfenis? Wat hoop je dat die erfenis is in Amsterdam?” “Dat het de lieve stad blijft, die het is.” Je hebt ‘m ook liever gemaakt, zegt zij.
“Ik hoop het,” zegt hij, terwijl hij tegen zijn tranen vecht. Dit was bijzonder. wanneer zien we andere emoties dan woede en verontwaardiging bij onze politici?, vroeg een krant zich af. Dat gebeurde deze avond.
Zijn er mooiere gedachten dan deze om als Hofkerk vandaag aan een nieuw seizoen te beginnen?
We noemden het altijd het martelarenfeest, dit moment in het najaar dat wij even stilstonden. Maar dat was er al op 9 juli, op een gedenkwaardige manier.
Vandaar dat wij nu spreken over de opening van het seizoen. U krijgt vandaag een hele lijst met activiteiten die de komende maanden gaan plaatsvinden. Wij zijn er best een beetje trots op dat er weer zoveel staat te gebeuren. En wij hopen dat de activiteiten aansprekend zijn en dat u bereid bent te komen.
Naast al die activiteiten zal het proces van samenwerking doorgaan. In feite leven wij als parochiegemeenschappen van Oost ook in een tijd van afscheid nemen, zoals Leo en de burgemeester dat doen; een tijd van transitie zoals het al vaker genoemd is.
Het liefst zouden wij parochie willen zijn zoals het altijd geweest is en al die veranderingen buiten de deur houden. Maar tegelijk zie je dat dat niet reëel zou zijn.
Bij alle activiteiten zijn er in de komende maanden vijf avonden rond spiritualiteit. De Martelaren van Gorcum waren wereldheren en franciscanen, norbertijn reguliere kanunnik van Augustinus en een dominicaan. Ieder van die avonden zal de spiritualiteit van die vijf orde besproken worden.
Het zijn avonden die ons naar de bron brengen.
De bron van een God die goed is en woorden van liefde doet.
Zoals de gelijkenis van vandaag dat doet.
Mag ik dan eindigen met de woorden die achter in het boekje staan:
Bezinning
Sta eens stil
Voor de opbouw van zijn wereld
heeft God ze allemaal nodig:
zowel de werkers van het eerste uur
als die van het laatste,
zowel de mensen met ervaring en vorming
als de pas aangekomenen
die nog veel moeten leren,
maar wellicht ook frisse nieuwe ideeën kunnen aanleveren.
Zowel mensen met tijd
als mensen met een druk gevuld leven.
Hij heeft voorgangers nodig en leiders
maar ook stille werkers,
en bidders.
Allemaal zijn ze nodig
voor de opbouw van Gods wereld.
Vergelijk jezelf niet met een ander,
noch met wat hij kan of met wat hij verdient.
Zoals je bent,
zo heeft God je nodig voor zijn wereld.
Want het gaat niet
om wat je organiseert of om hoeveel je presteert,
maar het gaat om het werken in Gods wijngaard
waar alles spreekt van
‘Ik zal er zijn voor u’,
waar goedheid
veel verder gaat dan rechtvaardigheid,
waar we allen evenveel bemind zijn:
oneindig veel.
naar André Callewaert
OVERWEGING ARI VAN BUUREN, 8 OKTOBER 2017
Ari van Buuren * Overweging Hofkerk 8 oktober 2017 – Jesaja 5,1-7 en Matteüs 21,33-43
1
Deze woorden van onze geliefde burgemeester Eberhard van der Laan, die afgelopen donderdagavond stierf, heeft hij ons Amsterdammers nagelaten: “Zorg goed voor onze stad en voor elkaar”.
Jezus noemt de samenleving vaak een wijngaard. Beiden, Eberhard en Jezus, bedoelen – zo wil ik vandaag zeggen – beiden bedoelen dat het uìt moet zijn met vruchten plùkken! Niet alsmaar de buit van het leven voor jezèlf binnen willen halen!
Willen we vruchten voortbrengen? Willen we voor elkaar vruchten, druiven, wijn zijn? Willen we goed voor elkaar zorgen in onze stad? Amsterdam, een ‘lieve stad’ en: een ‘wijngaard’…
Amsterdam: een wijngaard! – Dit is de 3de opeenvolgende zondag dat we uit het Matteüs-evangelie een gelijkenis lezen van Jezus over een Wijngaard. Daarom klonk net het lied ‘Ik ben de wijnstok, mijn Vader de wijngaardenier’ (Johannes 15,1v).
In deze 3 Jezusverhalen over een wijngaard is werkelijk niets zoals het lijkt!
2
Twee zondagen geleden ging de Evangelielezing over een wijngaardenier die arbeiders huurt (Mt 20, 1-15). Hij betaalt aan de werkers van het eerste uur evenveel uit als aan die van het elfde uur. Dat is toch te gek?! Maar ja, legde Coen uit (ik citeer): “Dàt is dus Bijbelse gerechtigheid: je zorgt voor hen die nauwelijks iets bezitten.”
Simpel?? Het is ook in de geest van onze burgervader Eberhard van der Laan.
Vorige zondag lazen we over 2 zonen van een wijngaardenier (Mt 21,28-32). Hij vraagt hen om één dag inzet in de wijngaard. De een zegt ja, maar gaat niet. De ander zegt nee, maar gaat alsnog. Dat laatste heeft Jezus’ voorkeur!
Coen keek vanuit deze gelijkenis (ik citeer) “naar de autoriteiten in onze dagen. Er wordt ‘ja’ gezegd, maar ‘nee’ gedaan. In de grote wereld is er geen samenwerking en worden geen wegen gevonden om b.v. de oorlog in Syrïe te beëindigen. En er worden geen middelen gevonden om het tegengaan van de klimaat-verandering te versnellen.”
3
De derde gelijkenis van vandaag lijkt een oud, ruig en kapitalistisch verhaal vol moord en doodslag met executies ten gevolg. Het spreekt over een wijnboer: een landeigenaar met zetbazen-wijnbouwers en met slaven.
Wij willen dit toch niet meer zo? Maar hoe lang deden wij daar over? Ruim 1800 (!) jaren na de verschijning van Christus schafte Nederland de slavernij af: 1 juli 1863.
En nu, weer ruim 1½ eeuw later is er sinds vrijdag in het Tropenmuseum de tentoonstelling Heden van het slavernijverleden. Vele migranten in Nederland, en met name ook migranten-christenen – zoals in de Koningskerk – stammen van slaven af.
Een kritische vraag hierbij voor ons is en blijft: werkt dat verleden nog door? En hoe? Wat behoeft nog verbetering of verzoening? Voortschrijdend inzicht gaat altijd zó langzaam….
4
Verder kan een vraag voor ons vanmorgen zijn: wat heeft deze parabel over Gods wijngaard en zijn slechte pachters uitgewerkt?
Er wordt toch duidelijk aangeduid dat die zetbazen in Gods wijngaard de profeten en tenslotte de zoon van God vermoordden?
Jezus zegt ronduit: “Het rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk dat wèl de vruchten van de wijngaard opbrengt.” Is de Israëlitische Proeftuin dus mislukt??
Sindsdien beriep de Kerk zich hierop. Ze zei: ‘Wij zijn het nieuwe Godsvolk, wij zijn in de plaats van de Joden gekomen’. De Kerk noemde zich wel het Nieuwe Israël. Dit heet ‘vervangings-theologie’. Joden van altijd en overal kregen de schuld van het doden van Jezus als Gods Zoon.
Deze gelijkenis werd zo ongewild een bron van antisemitisme. Ook Luther b.v. was nogal antisemitisch. En in ons eeuwenoude Goede Vrijdag-gebed was sprake van de ‘perfidi Iudaei’, van ‘die perfide of trouweloze Joden’. Tenslotte schrapte Paus Joannes XXIII in 1959 deze woorden, 14 jaren na het einde van de Holocaust.
5
Het is belangrijk en goed om ons dit alles bewust te maken.
Ik wil u, ons echter uitnodigen om òòk nog vooral vanuit ons hàrt naar de gelijkenis van de criminele pachters in Gods wijngaard te kijken. Vanuit ons hart: in verbinding met onze te jong gestorven Burgemeester Eberhard van der Laan.
Hij belichaamt voor mij de 3 kernwoorden in het stadswapen van onze stad: ‘Vastberaden, Heldhaftig & Barmhartig’. Daarom zegt hij: “Zorg goed voor onze stad en voor elkaar.”
Is Amsterdam ècht een Proeftuin voor gerechtigheid? Zorgen wij voor wie nauwelijks iets bezitten? Zeggen wij misschien eerst Nee – maar doen we alsnog Ja?
6
Die drie parabels over de Wijngaard behoeven natuurlijk toelichting en verheldering. Die uitleg trachten wij als voorgangers professioneel te geven. Maar het gaat vooral ook om een toepassing voor nu, om actualisering.
Hoe waarderen wij elkaar? Hoe erkennen wij elkaar? Hoe verstaan we elkaar? Hoe delen we met elkaar? De wijngaard, moeder aarde is niet ons bezit. God heeft ons het leven gegéven, verpacht. Waarom willen mensen eigen baas zijn in de wijngaard van de samenleving? Waarom zouden we de vruchten van het leven alleen voor onszelf houden? Modern gezegd: het gaat toch om ‘caring and sharing’?!
Waarom zouden bepaalde mensen zoals moslims hier eigenlijk niet mogen wonen? Laatst hoorde ik: “Amsterdam is intussen ‘superdivers’.” Die definitie betekent dat er in onze stad geen meerderheden meer zijn. We zijn allemaal minderheden!
Is dat niet erg ontspannend? Concurrentie en rivaliteit zijn zo kortzichtig in vergelijking met solidariteit. Laten we elkaar creatief aanvullen, verrijken en samen werken.
7
Eerlijk bezien beschrijven de profeet Jesaja en Jezus Messias God als een gefrustreerde en emotionele Wijngaardenier. God uit zich zo getergd alsof zijn experiment-mens mislukt….
Maar waarom zouden we hier niet tegen kunnen? Dit is toch herkenbaar? Je kunt er ook als mens, als individu soms genoeg van hebben, méér dan genoeg….
Dankzij Jezus’ wijngaard-gelijkenissen besef ik dat ik zelf soms ook onmogelijk ben. Dat het kwade in mij het soms wint. Maar Christus mobiliseert mijn goede wil. Jij en ik, wij worden vruchten en wijn voor elkaar…
Misschien sterft ons ego allengs. Dat is uiteindelijk geen harde dood. Daarvan getuigt ook het afscheidsboekje van Pastor in Amsterdam, onze Leo Nederstigt: kwetsbaar, kostbaar en waardevol zijn wij in Gods ogen. ‘Ik hou van jou’ is een andere Godsspraak van Jesaja.
Zo vergezellen ons in en buiten Amsterdam: Vastberadenheid, Heldhaftigheid & Barmhartigheid. Barmhartigheid is als een klein, onooglijk, zacht steentje in het gebouw van de samenleving. Zo’n steen verdient een sluitsteen, een hoeksteen te worden: dàt zingt Jezus met Psalm 118 mee.
Ja: de meeste is de Barmhartigheid. Lof zij Hem, Christus, in eeuwigheid. Amen
OVERWEGING FRANK DE HAAS – 5 NOVEMBER
Overweging 5 november 2017 (eigen viering LWM)
Psalm 131; Mattheus 23, 1-12
Beste medeparochianen,
- Wat een schitterende psalm is psalm 131, die we voor vandaag als eerste lezing hebben gekozen. Twee hertalingen. Een van Ernesto Cardenal. Een van een kwartet van schrijvers. Dit is poëzie van grote schoonheid. We worden opgeroepen niet hoogmoedig te zijn. Onze levenshouding moet er een zijn van eenvoud. Wees een eenvoudige mens. Een houding van bescheidenheid. Zijn zoals de Heer van ons vraagt. Wat is het een mooi beeld, in de woorden van Cardenal: ‘…toch ben ik veilig als een kind dat slaapt in de armen van zijn moeder…Mensen vertrouw op God’. In het openingslied zongen we over die moeder. ‘Zoals een moeder zorgt voor kinderen, haar toevertrouwd, en waarborgt dat zij leven: zo werkt een God van liefde, en geen uur verflauwt Zijn vuur’. Zou ik het niet bij deze woorden kunnen laten? Is er eigenlijk al niet genoeg gezegd? Er zit zoveel in… Toch nog maar een kleine toevoeging.
- Zo ‘schoon’ als de psalm is, zo stevig en pittig is de evangelielezing van vandaag. Het verhaal gaat over de farizeeën. Wat wordt ons voorgehouden? Dit: luister naar de woorden van de farizeeën en neem ze in acht. Maar dan wordt er aan toegevoegd: maar doe dat niet in je handelingen. Die farizeeën zeggen je van alles, maar zij handelen niet naar hun woorden. Anderen zware lasten opleggen, maar zelf niets doen. (da’s makkelijk, ben je geneigd te denken…)
- Zie hier de grote tegenstelling tussen de psalm en de evangelietekst. Eenvoud tegenover hoogmoed. Een bescheiden houding tegenover de houding van arrogante pochers, praatjesmakers, blaaskaken. En we moeten ons geen ‘rabbi’ laten noemen. Wij hebben maar één meester. We hebben maar één Vader. We hebben maar één leraar. Maak je niet groter dan je bent. Maak je niet gewichtiger. Want: ‘alwie zichzelf verheft, zal vernederd en wie zichzelf vernedert zal verheven worden’.
- Er zit veel in dat beeld van nederigheid. Van bescheidenheid. Je denkt aan: eenvoud van hart. Je denkt aan: je plaats kennen. Weet wie je leidsman in het leven is. Wees een sociaal mens. Doe het goede.
- Er valt wel iets tegenin te brengen. Er valt wel iets te nuanceren. Zeker als we deze tekst afzetten tegen deze tijd, de tijd waarin wij leven. Nederigheid is niet je eigen persoonlijkheid uitschakelen. Het is niet jezelf klein maken en toegeven aan de dwingende dominantie van anderen. Bescheidenheid is niet jezelf verstoppen en op afstand blijven van het echte leven. Bescherm je zelfstandigheid. Behoud je autonomie als mens. Wees zelfbewust, wees kritisch.
- Toch: er lijkt niks mis te zijn met een grondhouding van nederigheid en bescheidenheid. Een houding waarmee je jezelf niet verheft. Een houding van dienstbaarheid. En hoe belangrijk zijn dan wetten en regels? Natuurlijk zijn ze er om – heel in het algemeen – ons maatschappelijk verkeer in goede, aanvaardbare banen te leiden. Om een basisstructuur aan ons omgaan met de ander te geven. Maar een stipte naleving van regels kan verstikkend werken. Belangrijker zijn onze intenties. Is de Eeuwige onze leidsman? Ligt daar de inspiratie voor ons dagelijks denken en handelen? In gelijkwaardigheid met onze medemens.
- De farizeeën gaven mensen geen vertrouwen. Hoe anders is die moeder in de psalm. Die zorgende, liefdevolle moeder, die vertrouwen geeft.
- Best een beladen woord, dat woord ‘vertrouwen’. Het wordt te pas en te onpas gebruikt. Kunnen we vertrouwen geven? Kunnen we vertrouwen ontvangen? Het motto van het derde kabinet Rutte is: ‘vertrouwen in de toekomst’. Kunnen we daar iets mee? Zegt dat ons iets? Ik denk dat we meer kunnen met en dat we meer inspiratie kunnen halen uit woorden over vertrouwen van een oud-politicus als Jan Terlouw en van onze overleden burgemeester Eberhard van der Laan. Zij benadrukten het grote belang van vertrouwen tussen mensen als het cement voor het opbouwen van een humane en rechtvaardige samenleving.
- Psalm 131 wijst ons een weg van vrede. Geeft aan hoe belangrijk momenten van bezinning zijn. Dat we stil zijn en dat onze ziel rustig is. De ziel kalm houden. De ziel, dat is de zetel van onze gevoelens, gedachten, plannen, van ons gemoed in de brede zin van het woord. Geef jezelf over. Durf jezelf over te geven. Daar is dat vertrouwen voor nodig.
- Nog even terug naar de farizeeën. We zagen het: in het evangelie wordt stevige kritiek geuit op de farizeeën. De godsdienstige leiders van die tijd. Meestal noemen we in één adem de farizeeën en de Schriftgeleerden. Die laatsten zijn professionals in het uitleggen van de Joodse wet, de Thora. We kunnen de Farizeeën zien als een beweging van mensen die volgens de Thora willen leven. Jezus zei dus: luister wel naar ze. Maar let op: ze zeggen zoveel en ze leggen op veel zaken grote nadruk, maar doen zelf niet wat zij anderen voorhouden. Het is overigens goed om te weten dat het leven volgens de Thora door de Joden als een vreugde werd beschouwd.
- Een ander begrip dat uit de psalm valt af te leiden – een begrip dat nederigheid en andere tezamen vat – is deemoed. Mooi woord. Wordt niet vaak meer gebezigd. Kunnen en durven wij ons ‘klein’ te maken? Deze psalm klinkt ook zo mooi in de tekst van de Bijbel in Gewone Taal:
Heer, ik voel me niet beter dan anderen,
Ik denk niet dat ik belangrijk ben of dat ik alles kan.
Nee, ik ben rustig en stil, ik voel me veilig bij U,
Zoals een kind in de armen van zijn moeder. Israël, vertrouw op de Heer, nu en altijd!
- In het vreselijke tumult van deze tijd – u zult het herkennen – kun je zoveel kracht halen uit dat beeld van diepe rust en vrede. Diepe rust: is dat ook te omschrijven als innerlijke rust, als een stabiele levenshouding om het leven met alles erop en eraan te ervaren en dat leven te leven met wijsheid en vertrouwen?
- Beste mensen, zo staan – als ik het zo mag uitdrukken – het ‘schone’ en het ‘lelijke’ tegenover elkaar. We kunnen ons erdoor laten inspireren. Dat is heel welkom en waardevol, zeker ook op dit moment, voor onze geloofsgemeenschap. Nu we met elkaar willen nadenken en praten over de toekomst van deze gemeenschap. Bijvoorbeeld tijdens de parochie inspiratiemiddag van komende zaterdag. Bij de mededelingen zullen we daar nog iets over zeggen. Doet u mee! In een wereld – groot en klein – waarin dat schone en het goede zo vaak worden vertrapt. Waarin geweld en ernstige schendingen van mensenrechten zo vaak het belangrijkste en soms angstaanjagende nieuws zijn. Des te belangrijker is het dan om elkaar op te zoeken. Om – op momenten van twijfels, van wanhoop soms – bij elkaar bemoediging en troost te vinden. In ontmoetingen die ons optillen. ‘Gij die ons hebt gezegd wat leven is: te doen wat goed is, recht, elkaar bevrijden’. Woorden uit het Tafelgebed.
- In verbinding samen verder gaan. Hoopvol. In dialoog. Vertroosting halend uit schoonheid. Daardoor en door de onderlinge ontmoeting geraakt worden. Samen werken aan een leven dat de moeite waard is en handelen naar wat ons wordt voorgehouden én waar we – vanuit onze waarden – nadrukkelijk voor kiezen. Zoals het dadelijk klinkt in de gezongen voorbeden: ‘Dat wij naar wegen zoeken om elkaar van dienst te zijn, dat wij recht doen wedervaren onze naasten’.
Amen.
OVERWEGING ARI VAN BUUREN – 26 NOVEMBER
Feest Christus Koning 26 november 2017 – Ezechiël 34,11-12;15-17 & Matteüs 25,31-46
1
‘Christus-Koning’ is het vandaag, een feest sinds 1925 dankzij paus Pius XI. Nogal groots sprak hij van ‘Onze Heer Jezus: Christus Koning van het Heelal’. Dat is het thema op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar, vlak vòòr Advent. – Christus-Kóning? van het Heelal??
2
Wàs ‘t maar waar dat Christus als Zachtmoedige Herder de baas was. Hèm gaat het om solidariteit met: hongerigen, dorstigen, vreemdelingen, naakten, zieken en gevangenen. Deze zes groepen figureren als stille getuigen bij Christus’ laatste oordeel.
De afgelopen dagen zagen we absolute tegenbeelden. Bij het Joegoslaviëtribunaal kreeg de Servische oud-generaal Ratko Mladic woensdag ‘levenslang’ voor genocide, denk aan Screbrenica. Vrijdag was er een IS-aanslag in de Sinaïwoestijn in een soefi-moskee met ruim 300 doden. – Hoezo Christus Kòning???…
3
Van een bisschop mag je verwachten dat hij Christus als herder-koning erkent!
We kennen toch die ‘Turkse’ bisschop uit de 3de/4de eeuw? Hij voorkwam dat drie meisjes de prostitutie in moesten. Hij, de bisschop Nicolaas van Myra gooide stiekem gouden munten bij hen naar binnen. Dàt is nog ’s solidariteit! Dààrom strooien we nog steeds rond Sinterklaas met chocolade munten in een gouden jasje. Straks komt de Goed-heiligman hier in de kerk. –
Sinterklaas lijkt me wel een light-soort van ‘Christus-Koning’!
4
In Jezus’ Gelijkenis van het Laatste Oordeel vallen alle scheidsmuren tussen mensen weg. Het criterium van ‘Christus-Koning’ is namelijk niet: was je gelovig? Of: was je praktiserend katholiek? De vraag van de Mensenzoon is simpelweg of je goed geleefd en gezorgd hebt. We zijn één Mensenfamilie. Was je solidair? Solidair en barmhartig voor hongerigen, dorstigen, vreemdelingen, naakten, zieken en gevangenen?
In het Egyptische Dodenboek, de Joodse Midrasj, en de Islamitische Hadith vind je soortgelijke verhalen.
De Kerk noemt zulk diaconaat de zes Werken van Barmhartigheid.
Een zevende werk van barmhartigheid werd door Paus Innocentius III in 1207 toegevoegd: de doden verzorgen. Er is trouwens zelfs een Suske & Wiske gewijd aan de werken van barmhartigheid. Dot album nr.79 heet ‘De Zeven Snaren’ (april 1968 verschenen).
5
Vandaag kan ik een enkel detail uit de parabel van het laatste oordeel belichten.
De Christus-Koning zegt: “Ik had honger en dorst. Een vreemdeling was ik, en naakt. Ik lag ziek en was gevangen – en je wàs er voor mij!…”
De rechtvaardigen reageren vol verbazing: “Maar wannéér dan toch? God op aarde zìen – dat kan toch niet? Wannéér hebben wij u gezien?” Dan zegt Jezus: “Als je goed hebt gedaan aan één van mijn geringste broeders of zusters, dan heb je dat aan mij gedaan.”
Dit is zó verbazingwekkend voor de rechtvaardigen, dat ze zeggen: “O, ja? Hoe kàn dat nou?”
De andere groep zegt op het eerste gehoor hetzelfde: “Maar Heer, wannéér hebben we u gezien? U bent toch op aarde niet gezien, niet te zien?” Het is echter, alsof die tweede groep mensen zichzelf rechtvaardigt.
Eigenlijk geven deze twee groepen mensen eenzelfde antwoord – in verschillende tóónzetting.
Verwondering en verontwaardiging klinken totaal verschillend.
De rechtvaardigen vragen: “Wanneer dan, hoe kàn dat nu? Hoe kunt u ons dáár op aankijken, dat is toch veel te mooi?!” Zíj zijn mensen zonder ego. Die andere mensen rechtváárdigen zichzelf. “Hoe kòmt u erbij? Wanneer konden wij u zien?” Zij zijn verontwaardigd.
Ja, deze gelijkenis brengt het leven voor ons terug tot een kleine menselijke maat.
Zijn we verwonderd? Dan communicéér je tot op de bodem, en vind je licht!
Òf: leven we verontwaardigd en self-centered? Dat kan een verslindend vuur worden. Dan verliezen we bijkans onze waardigheid. Of we beroven anderen er van.
6
Kleine kwetsbare mensen zijn onze liefde, onze christelijke, onze goddelijke liefde waard! Hun pijn is onze pijn. Misschien zijn we zelf zo’n kwetsbaar mens, zoals Jezus in zesvoud schetst. Hein Stufkens schreef eens: “onze pijn is dat deel van ons dat wacht op liefde.”
Het gaat om een geópend verwonderd hart, om barmhartigheid, mededogen. Zo ben je in gezelschap van Christus en leef je uit God. Je leeft met open handen en harten naar elkaar toe.
Mededogen wil zeggen: sámen gedogen, dulden, uithouden. Het is sámen lijden, dus sámen sterk zijn in zwakheid en moeilijke tijden.
Dan is Christus al volop aanwezig – of je nu gelovig, anders-gelovig of ongelovig bent.
Voor wie er zijn oor voor leent: dàt bezingt de LWM als een rode draad in deze Viering.
De Eeuwige geeft ons ongelooflijke kansen, als we durven leven in die kleine menselijke maat. Een onzer in de voorbereidingsgroep schreef toen een van haar ouders was overleden op het bedankkaartje: “Het enige belangrijke in het leven is de sporen van liefde die wij nalaten.”
Zo moge het zijn, telkens weer.
7
In zulke liefde kan ‘Christus-Koning’ toch een soort feest worden.
Met een open hart komen we terecht in de beweging van passie naar compassie, mededogen. Die beweging is als van de adem. Zonder dat we het merken gaat de adem ons in en uit, gaat zij door ons heen. Het is de ontfermende beweging van de Heilige Geest.
Zag u in het Rijksmuseum wel eens het magnifieke schilderij van de Schilder van Alkmaar uit 1504 met de Werken van Barmhartigheid? Op elk der zeven panelen valt een stil aanwezige Christus te ontwaren.
Zijn koninkrijk staat niet bòven ons. Christus gaat nààst en ìn ons schuil.
We kunnen ter Communie gaan: wij ontvangen Christus, wij worden zijn lichaam…
Amen